Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Kerkelijke Zending

betekenis & definitie

Bij overeenstemming onder allen, die voor de kennis der zendingsbeginselen zich houden aan de Heilige Schrift, dat de zending in eerster instantie een werk van God Zelf is, komt er een toch nog al belangrijk verschil te voorschijn bij de beantwoording van de vraag, door middel van wie de Heere dit Zijn werk wil uitgevoerd hebben. Er is daarover in hoofdzaak een drieërlei opvatting:

a. geloofszending,
b. genootschappelijke zending,
c. kerkelijke zending.
a. De geloofszending (’t meest in Amerika en Engeland) meent, dat God rechtstreeks door innerlijken drang van Zijn Geest personen (ook vrouwen) roept, en die zonder de bemiddeling van eenige corporatie naar een bepaalde plaats onder heidenen of mohammedanen zendt; zij vergeet echter, dat de dagen der apostelen voorbij zijn, en zij verwart de zendingsroeping van elk Christen met het eigensoortig zendingswerk, waartoe men niet maar de bekwaamheid, doch evenzeer de bevoegdheid moet hebben.
b. De genootschappelijke zending (van heel veel grooter omvang dan de geloofszending) kenmerkt zich hierdoor, dat niet de kerk in haar wettige organen, maar „de kerk in de kerk” als zendingsgemeenteoptreedt; die zendingsgemeente vormt als vrije corporatie een zendingsnootschap of zendingsvereeniging, en laat het zendingswerk doen door een Bestuur, dat zijnerzijds zendings-directeuren en inspecteuren aanstelt. Te prijzen is het zeker, dat in een (om wat reden dan ook) de zending verwaarloozende en nalatende kerk zulk een zendingsgemeente doet „wat der kerk is”; maar daarmede is niet toegegeven, dat zij de plaats der kerk zelf zou mogen innemen of behouden, en evenmin, dat de in naam van de zendingsgemeente optredende Besturen de plaats zouden mogen hebben van de wettige organen der kerk. In ons land wordt er dan ook hier en daar ernstig naar gestreefd, om de genootschappelijke zending meer kerkelijk te maken, b.v. doordat een Classis een bepaalden post voor haar rekening neemt.
c. De kerkelijke zending wil, dat de zending geschieden zal door een plaatselijke kerk. Op de Synode der Gereformeerde kerken, gehouden te Middelburg (1896), waar de zendingsbeginselen werden vastgesteld, werd op grond van de Schrift en van het kerkverband vastgelegd : de zending is taak van de kerk, niet van de kerk als gezamenlijk begrip, maar van de olaatselijke kerk, al moet bij de zending ook het kerkverband tot zijn recht komen. De op deSynodevan Arnhem (1902) aangenomen zendingsorde houdt zich daar stipt aan, als zij in art. 13 bepaalt: Dezendingsarbeid geschiedt door de plaatselijke kerk, al of niet in samenwerking met andere kerken.

De gronden voor de kerkelijke zending zijn:

a. Bijbelsche:
1°. Matth. 18 : 19: De Heiland gaf het zendingsbevel aan Zijn apostelen, de grondleggers en vertegenwoordigers van ’s Heeren kerk; dus na hun heengaan aan de kerk.
2°. Hand. 13 : 1 : Volgens oudere en nieuwere exegeten is de uitzending van Barnabas en Saulus geschied door de plaatselijke kerk van Antiochië.
3°. Hand. 14 : 26: Na hun eerste zendingsreis deden Paulus en Barnabas verslag van hun arbeid aan de gemeente van Antiochië, wat immers het gevoelen steunt, dat de kerk van Antiochië hen had uitgezonden.
b. Kerkrechtelijke :
1°. De autonomie der plaatselijke kerk.
2°. Het recht om te zetten in het ambt, dat tot bediening van Woord en Sacramenten de bevoegdheid geeft, heeft alleen een plaatselijke, geïnstitueerde kerk.
3°. Het kerkverband vordert, dat de plaatselijke kerk zich houdt aan wat door de kerken gezamenlijk naar het Woord van God is besloten en vastgelegd; dit laatste voorkomt ook een al te sterke decentralisatie, waardoor het zendingswerk in zijn geheel al te veel zou geschaad worden.
c. Ambtelijke

Evenzoogoed als alleen een plaatselijke kerk in het ambt zetten kan, mag ook hij slechts het ambtelijke werk van de bediening des Woords en der Sacramenten waarnemen, die het ambt heeft van Dienaar des Woords. Dienovereenkomstig kan een uitgezonden predikant, onder verantwoordelijkheid aan zijn kerk, naar zijn ambtelijke bevoegdheid, zelfstandig arbeiden, (in het Buitenland wordt de naam kerkelijke zending vaak gebruikt voor een niet-eigenlijk doch alleen maar min of meer kerkelijke zending; zoo b.v. de Engelsche kerkelijke zending (C. M. S); zie aldaar).

Ook in de practijk heeft het stelsel der kerkelijke zending hier te lande zijn deugdelijkheid bewezen: de kerken zelf zijn er door in actie gekomen, zoodat groote kracht kon ontwikkeld worden, al zijn er ook altijd nog wel kerken, waar de actie nog veel te zwak is; de offervaardigheid groeide en het worstelen met tekorten werd overwonnen; inplaats van enkele „leiders” hebben de kerken zelf de leidsels in handen; heel de zendingsactie heeft haar sterken steun en de haar zoo onmisbare vastigheid in de plaatselijke kerken zelf; de zending werd een normale tak van het kerkelijk leven, en kreeg gaandeweg de plaats, die zij in het kerkelijke leven hebben moet, waardoor het meeleven met het zendingswerk, bij ambtsdragers en gemeenteleden, bevorderd werd, hoewel ook hierin nog wel eenige verbetering bij niet weinigen komen mag.

Te ontkennen is niet, dat dit stelsel der kerkelijke zending ook wel schaduwzijden heeft, b.v. dat soms de leiding meer is bij enkele door Classe of Particuliere Synode aangewezen Deputaten dan bij de kerken; dat het bij de behartiging van de zendende kerken gemeenschappelijk rakende belangen niet altijd even vlot loopt; dat er geen mannen zijn, die in de een of andere positie zich geheel aan de zending kunnen geven, om dan met kennis van zaken ook over de vraagstukken der zending te kunnen oordeelen, etc.

Maar ondanks die schaduwzijden is toch de ontwikkeling van de kerkelijke zending óók in de practijk haar krachtige rechtvaardiging gebleken.