Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Johannes Kinker

betekenis & definitie

Geboren op Meilust onder Nieuwer Amstel 1 Januari 1764, overleden te Amsterdam 16 September 1845, studeerde te Utrecht in de rechten, en vestigde zich na zijn promotie te ’s-Gravenhage (1788—93) om zich onder de advocaten Van der Linden en Bilderdijk tot de rechtspractijk te bekwamen. Meer schijnt hij echter aan Bilderdijk voor zijn letterkundige en wetenschappelijke ontwikkeling te hebben gehad.

In het laatst van 1793 zette hij zich als advocaat te Amsterdam neer. Doch daar hij eenig vermogen bezat kon hij de rechtspractijk als bijzaak beschouwen, en zich aan zijn studiën wijden.

In 1817 werd hij door koning Willem 1 benoemd tot hoogleeraar in de Nederlandsche taal en letterkunde te Luik. Na de omwenteling vestigde hij zich weer te Amsterdam.

Naast Bilderdijk is Kinker als letterkundige en als denker een man van beteekenis geweest. Vooral na 1798 koos hij vaak den dichterlijken vorm om wijsgeerige denkbeelden uiteen te zetten.

De poëzie zelf was voor Kinker het verwezenlijkt zinnebeeld der wijsbegeerte. Onder zijn beste gedichten is een vers op den dood van Kant, voor wiens wijsbegeerte hij propaganda maakte.

In het Magazijn van Kritische Wijsbegeerte en hare geschiedenis (1798—1801) komt een reeks verhandelingen van hem voor, waaronder een Proeve van eene opheldering van de Kritiek der zuivere Rede. Wie tegen de lectuur van Kants hoofdwerk opziet, kan, volgens professor van der Wijck, niet beter doen dan dit boek van Kinker ter hand te nemen.

Hij werkte met Bilderdijk mede aan den Post van den Helicon om Feith’s romances te bespotten.

En toen Feith uit naam van het Christendom de Kantiaansche wijsbegeerte in de Brieven aan Sophie veroordeeld had, nam Kinker de verdediging op zich in: Brieven van Sophie aan Mr R.

Feith. Zijn godsdienst was die van de deugd.

Van Bilderdijks denkbeelden op het gebied van taalkunde, wijsbegeerte en rechtsgeleerdheid was Kinker een groot tegenstander. Zoo schreef hij tegen Bilderdijk: Brieven over het Natuurregt aan den Heer Paulus van Hemert (1823), naar aanleiding waarvan Thorbecke weer schreef: Bedenkingen aangaande het Regt en den Staat (1825).

Jhr B. H.

C. K. van der Wyck wijdde aan Kinker eenmetgoud bekroonde levensbeschrijving: Mr Johannes Kinker, waarin hij voornamelijk als wijsgeer werd beschreven.