Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Johannes Bugenhagen

betekenis & definitie

Bijgenaamd Pommeranus, werd in 1485 te Wollin geboren. Hij had reeds vroeg liefde tot de Heilige Schrift.

Van 1502—1504 studeerde hij te Greifswald onder leiding van den Humanist Herman von dem Busch. In 1507 werd hij rector van de school in Treptow, in 1509 liet hij zich wijden tot priester.

Door Luthers geschrift over „de Babylonische gevangenschap” werd hij voor de Reformatie gewonnen. Korten tijd voordat Luther naar den rijksdag te Worms ging, kwam hij te Wittenberg en hield daar onder grooten toeloop van hoorders voorlezingen over de psalmen.

Hij trad daar in het huwelijk en werd een jaar later door den Raad tot prediker aan de stadskerk benoemd. Hij bezat organiseerend talent.

Dat toonde hij, toen hij na de stormachtige tijden van 1522 in Wittenberg de scholen weder oprichtte, de biecht herstelde en regelen gaf voor de zielezorg. In 1524 had hij een werkzaam aandeel in een tweede uitgave van de vertaling van het Nieuwe Testament.

In 1525 heeft hij waarschijnlijk het huwelijk van Luther bevestigd. Temidden van den zielestrijd, welken Luther menigwerf te doorworstelen had, stond Bugenhagen trouw aan zijn zijde.

In den avondmaalsstrijd kwam hij telkens met kracht op voor de leer der consubstantiatie (o.a. tegen Hesz in Breslau en tegen Bucer in Straatsburg).

In 1528 werd hij naar Brunswijk geroepen om daar den reformatorischen arbeid te leiden.

Hij stelde daar een Brunswijksche kerkorde op. Het schoolwezen regelde hij zoo, dat het godsdienstonderwijs op de lagere scholen ingevoerd werd, waardoor de grond gelegd werd voor de Evangelische volksschool.

De prediking werd zoo geregeld, dat er Zondags van des morgens 4 uur af niet minder dan 7 maal gepredikt werd. De verpleging der kranken werd aan hospitaalzusters toevertrouwd en de armen werden onder de hoede der diakenen gesteld.

Van Brunswijk ging hij naar Hamburg, waar zijn reformatorische arbeid zoo gezegend werd, dat vele Franciscaner monniken en Benedictijner nonnen het Evangelie aannamen. De Priorin van het klooster gaf aan al de nonnen den raad, om in het huwelijk te treden.

De derde plaats, waar hij reformatorisch arbeidde, was Lübeck. Er heerschte in die stad groote onrust, omdat een democraat Wullenweber revolutionair opgetreden was.

Door Bugenhagens optreden keerde de rust terug en door zijn invloed trad Lübeck in 1631 tot den Schmalkaldischen bond toe. In Lübeck heeft Bugenhagen geschreven tegen het kloosterleven, en tegen de avondmaalspractijk der Roomsch-Catholieke kerk.

Hij schreef daar ook tegen de Anti-trinitariërs.

Met 4 burgers in Lübeck heeft hij Luthers Oude Testament in plat-Duitsch omgezet.

In 1533 keerde hij naar Wittenberg terug, waar hij ook weder orde op kerkelijke zaken stelde. Omdat bij de kerk van Wittenberg 12 dorpen behoorden stelde hij 4 diakenen aan, die te paard de armen moesten bezoeken en onder deze één, pestilencarius genoemd, die aan de boeren in tijden van pest het avondmaal moest uitreiken.

In 1534 werd hij naar Pommeren geroepen om daar te reformeeren. Hij streed daar vooral tegen de gewoonte, om kerkelijke goederen te gebruiken voor wereldsche doeleinden.

Hij trachtte de vervallen Universiteit van Greifswald weer tot bloei te brengen, wat hem gelukte. Van 1535—’37 treffen wij hem weder in Wittenberg aan, om een groot aantal jonge geestelijken te ordenen.

Hij begeleidde Luther naar Schmalkalden en nam den Hervormer, die zwaar ziek werd, de biecht af en schonk hem de absolutie. In 1537 werd hij door Christiaan III naar Denemarken geroepen, om ook daar de Reformatie ter hand te nemen.

Daar verbeterde hij de kerkorde, kroonde den koning en diens gemalin, ordende 7 superintendenten voor 7 bisschopszetels, las aan de Universiteit over de brieven van Paulus en plaatsen uit de Profeten en Psalmen. In 1538 werd hij rector van de Universiteit.

Na zijn terugkeer in het vaderland arbeidde hij met de coryfaeën der Duitsche Reformatie aan de revisie der Duitsche Bijbelvertaling, maar hij ging spoedig weder uit Saksen naar Sleeswijk-Holstein, om ook daar voor de Reformatie werkzaam te zijn.

In 1546 hield hij de grafrede na Luthers dood.

Na de verovering van Wittenberg schreef hij over wat plaats gevonden had tijdens de belegering. Hij werd van de streng-Lutheranen meer dan eens (o.a. door Flacius) beschuldigd, dat hij te veel aan de nieuwe overheid toegaf, wat hij echter ontkende.

Nadat in Wittenberg de Universiteit heropend was, las hij nog over den profeet Jona. Hij wilde daardoor toonen, dat hij niet van de Luthersche leer was afgeweken.

Een jaar voor zijn dood hield hij op met prediken, hij bezocht echter steeds trouw de godsdienstoefening, totdat hij aan een oog blind werd. Hij stierf in 1558.Veel heeft Bugenhagen gearbeid. Hij is waarlijk de Reformator van een groot deel van Noordelijk Duitschland en bijzonder van Denemarken geweest.