Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Johann Jacob Breitinger

betekenis & definitie

werd 19 April 1575 te Zürich uit een welgestelde familie geboren, had reeds vroeg zijn vader verloren en ging, in het begin vooral op aandrang zijner moeder, theologie studeeren. Eerst bezocht hij verschillende Duitsche en Nederlandsche hoogescholen (1593—’96).

In 1597 tot predikant geordend, werd hij in 1611 Diakon en 1613 Antistes (opperste predikant) am Groszmünster te Zürich. In dagen van bange epidemieën had hij door trouwe zielzorg de blijvende liefde van velen verworven.

Hoewel niet uitblinkend door religieuze of theologische originaliteit, had hij niettemin een scherp, natuurlijk verstand en bezat hij een groot organiseerend talent. Zijn prediking was warm, levendig, aanschouwelijk en boeiend.

Een bijzondere gave was hem geschonken om met lieden van allerlei slag om te gaan en vooral de jonge menschen dweepten met hun dominé. Tot aan zijn dood in 1645 oefende hij in kerk en staat een wassenden invloed uit.

Vooral zijn deelname als Zürich’s afgevaardigde aan de beroemde Dordtsche Synode van 1618—’19 deed zijn invloed stijgen. Als zoodanig was zijn beteekenis ook voor de Nederlandsche Gereformeerde kerken niet gering.

Op de groote Synode van Dordrecht werd hem in de verschillende commissiën gaarne een plaats gegund. Als opvolger van Bullinger trad hij in Dordt als paladijn van dezen op.

De Nederlandsche theologen waren als een wonder in zijn oog: welk een schoonheid van taal, welk een wellevendheid en deftigheid in alle handelingen; hoe waren zij thuis in de geschriften der Patres en zelfs in die der Zwitsersche godgeleerden! Over de Remonstranten op de Synode was hij slecht te spreken.

Gomarus vond hij wel rechtzinnig, maar in diens supralapsarisch gevoelen zeer stijf op zijn stuk staande.

Toen de Engelschen, de Bremers en de Hessen aandrongen op het veroordeelen der hardere uitdrukkingen der Contra-Remonstranten, hield Breitinger een rede, welke vooral aan het slot zeer heftig was. „Zullen wij, die onze tegenstanders met zoo groote zachtmoedigheid behandelden, nu de uitdrukkingen, welke ook door Zwingli, Calvijn en anderen wel gebezigd waren, veroordeelen?” riep hij in zijn peroratie uit. Breitinger was bijzonder op het hart gedrukt sober en voorzichtig in zijn spreken te zijn en voor de op te stellen Leerregels de infralapsarische formuleering te gebruiken.Bij zijn behouden thuiskomst te Zürich werd hij door een groote menigte begroet. Nooit waren alle wegen en straten zoo vol met volk geweest; ieder toonde zijn blijdschap over den terugkeer van den geliefden leeraar.

Nog valt mede te deelen, dat Breitinger krachtig werkte aan de verbetering van het gemeentelijk psalmgezang, aan de uitbreiding der liturgie en aan andere, zij het meer geringe, hervormingen op kerkelijk terrein. Ook aan het schoolwezen wijdde hij zijn beste krachten. Voor armen, gevangenen en vluchtelingen om des geloofs wil had hij een warm hart. Zelfs op politiek gebied liet hij zich gelden.

Breitinger, de opvolger van Bullinger, was te Zürich niet alleen een bemind herder en leeraar, ook was hij een man van verreikenden invloed.

< >