is een richting, die op het denken eenzijdig den nadruk legt en de andere functies in de menschelijke ziel als willen en gevoelen niet tot haar recht doet komen. Een intellectualist heeft een overdreven voorstelling van de krachten van verstand en rede, meent door begrippenvorming een ding volkomen te kennen en te beheerschen, en vergeet, dat erin de ziel nog andere krachten zijn, die van niet minder waarde zijn dan het intellect, n.l. willen (begeeren) en gevoelen.
Men kan op verschillende gebieden en in onderscheiden relaties intellectualist zijn. Het intellectualisme op religieus gebied acht, dat de echte religie bestaat in begripsmatige kennis van de geopenbaarde waarheid, en rekent weinig of niet met het dienen en vereeren van God.
Het intellectualisme op godsdienstig terrein verliest alle gloed en bezieling en verkilt meestal in dor en droog orthodoxisme. Spinoza’s religieleer is intellectualistisch.
Op ethisch terrein meent het intellectualisme, dat het voldoende is wanneer men nauwkeurig weet wat het gebod vraagt; dan komt het doen vanzelf. Socrates’ ethiek is intellectualistisch.
Herbart is in de paedagogiek een intellectualist eerste klasse geweest. Hoe knapper de kinderen werden, des te beter zouden ze worden.
Jaren lang heeft in de negentiende eeuw Herbarts intellectualisme de paedagogiek van de openbare school ten onzent beheerscht.