Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Henricus Oort

betekenis & definitie

Geboren in 1836 te Eemnes, overleden 12 December 1927 te Leiden, werd 16 December 1860 predikant in de Nederlandsch Hervormde gemeente te Santpoort, 1 December 1867 te Harlingen, totdat hij dit ambt in 1873 verwisselde met dat van hoogleeraar in de Oostersche talen en wijsbegeerte aan het Athenaüm te Amsterdam. In 1875 werd hij hoogleeraar voor Hebreeuwsche en Israëlietische Oudheidkunde te Leiden.

Van zijn vele geschriften noemen wij: De dienst der Baalim in Israël (1864); Het menschenoffer in Israël (1866); Jeremia in de lijst van zijn tijd (1866); Evangelie en Talmoed, beide op hun ethisch gehalte onderzocht (1881); Der Ursprung der Blutbeschaldigmg gegen die Juden. Vortrag beim sechsten Orientalistencongres (1883); Levensbericht van Isadc Hooykaas (1895); Oud-Israëls rechtswezen (1892); Twaalf wonderspreuken van Jezus; Textus hebraici emendationes (1900); De Bergrede (1905); De modern-godsdienstige richting (1906); Ons Leven in God (1902); Ter gedachtenis (1904); Wat geloofden de Joden in den tijd van Jezus (1904); Zwaar maar zegenrijk, twee voordrachten over de waarde der vrijzinnig-godsdienstige richting (1904); De dwaasheid der prediking van Jezus (1913); Het Middelaarsgeloof (1914); Inleiding op den Bijbel inde tekstuitgave der Leidsche Vertaling (1913); Wat weten wij van Jezus? (1911); Het Nieuwe Testament (1912); Het Evangelie naar Mattheus (1913); Uit de prediking van Jezus (1917); Het Christendom dat komt (1918).

Bovendien gaf prof. Oort met zijn ambtgenoot Wildeboer in 1906 de Platenatlas tot opheldering van bijbelsche oudheden uit.

Van zijn redevoeringen o.a. gehouden bij de opening der kweekschool van het Haagsch genootschap op 2 Mei 1910 en in de Vergadering van Moderne Theologen (o.a. de bekende gedachtenisrede op 13 April 1915) zijn vele in druk verschenen.Jarenlang was hij redacteur van het Theologisch Tijdschrift. Omdat in zijn lange leven de verschillende stadiën van de moderne theologie en de modern-godsdienstige richting als ’t ware belichaamd zijn, heeft men hem genoemd de patriarch van het Modernisme. Met de jonkheid van zijn frisch gebleven ouderdom wist hij zijn kracht en belangstelling in het centrum te plaatsen van elk nieuw gebied, dat de door hem mede geschapen en door hem verpersoonlijkte kring tot zich trok. En zoo bleef hij niet slechts prof. Oort van de Leidsche Bijbelvertaling en van den Bijbel voor Jongelieden, maar werd hij ook de professor Oort van de Haagsche Kweekschool; van de Moderne Theologenvergadering; van de Vrijzinnige Zondagsscholen.