Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Gereformeerde kerk In Zuid-Afrika

betekenis & definitie

Reeds lang hadden verscheidene Transvalers en Vrijstaters uitgezien naar een predikant die Gereformeerd was en geen Evangelische gezangen liet zingen. De eenige Transvaalsche predikant, Ds. van der Hoff, afkomstig uit Nederland, was niet confessioneel en gevoelde die behoefte niet.

Toch verzette hij zich niet, toen de Hervormde gemeente te Rustenburg, met goedkeuring van den Volksraad, in 1858 besloot zulk een predikant in Nederland te zoeken. Alleen stelde de Volksraad de voorwaarde, dat de Algemeene kerkvergadering (synode) van de Hervormde kerk dien te zenden leeraar zou ondervragen aangaande zijn geloofsbelijdenis.

De correspondentie van die broeders met Nederlandsche vrienden had intusschen reeds geleid tot een besluit van de synode der Christelijke Afgescheidene Gereformeerde kerk in Nederland, vergaderd te Leiden in 1857. Dit besluit bestond in de afvaardiging van Ds.

Dosker en ouderling J. van Andel Hzn. naar de Transvaalsche Republiek om den godsdienstigen toestand aldaar te onderzoeken. Beide deputaten werden echter verhinderd om te gaan, waarop de synodale commissie dier kerk Ds.

Postma van Zwolle tot deputaat ad hoe benoemde. Uit den lastbrief dezen dienaar medegegeven, en onderteekend door de Profs.

S. van Velzen, A. Brummelkamp en Ds.

H. Joffers, halen we de volgende zinsnede aan: „Het is het verlangen der'commissie, dat genoemde broeder zich naar de Transvaalsche Republiek begeve, ten einde op de plaats zelve onderzoek te doen naar den godsdienstigen toestand van onze stamverwanten en geloofsgenooten aldaar, broederlijke betrekkingen met hen aan te knoopen, en in alles te handelen gelijk het hemzelven het nuttigst zal voorkomen”.Na een langdurige reis kwam Ds. Postma 10 November 1858 te Rustenburg aan. 10 Januari 1859 was hij tegenwoordig op de Algemeene kerkvergadering te Pretoria. Deze vergadering stelde hem den eisch om de Evangelische gezangen te laten zingen. Ds. Postma wilde zoover toegeven, dat het aan iederen leeraar zou overgelaten worden om ze te laten zingen, doch daarmee nam men geen genoegen. Daarop besloot hij om onverrichter zake naar Nederland terug te keeren.

Maar 11 Januari 1859 zeiden 15 leden de gehoorzaamheid op aan het Hervormde kerkbestuur, en verklaarden te willen bestaan als een vrije Gereformeerde kerk, naar de Dordtsche Kerkenorde van 1618/19. Onder leiding van deze broeders scheidden zich op 10 Februari 1859 meer dan drie honderd lidmaten (van de 780) af van de Hervormde gemeente te Rustenburg. Dienzelfden dag werden in een gemeentevergadering, onder den bekenden seringboom, de ambten ingesteld en Ds. D. Postma tot herder en leeraar beroepen van de Gereformeerde kerk te Rustenburg. De correspondentie van dezen kerkeraad met de Hervormde gemeente en met de Hooge Overheid is door de Algemeene vergadering van de Gereformeerde gemeenten in Transvaal reeds 16 October 1877 uitgegeven in druk, zoodat ieder ze kan raadplegen.

De opvatting, dat Ds. Postma als kafferzendeling is uitgekomen en het plan opvatte om door middel van een scheuring het predikambt te verwerven, is dus in strijd met de feiten, en de in het archief aanwezige correspondentie. Eveneens de opvatting door Ds. C. Spoelstra in zijn Kerkelijk en Godsdienstig leven verkondigd, dat de z.g.n. Dopperkerk een schepping was van wijlen President S.

J. P. Kruger. In zijn boek Doppers schrijft Dr. Okulis, dat die naam „Dopper” is afgeleid van „domper”, en gegeven werd aan het conservatieve deel der Boeren, dat afkeerig was van het nieuwe Engelsche licht, en dit wilde blusschen. En Ds.

J. D. Kestell schrijft in zijn aanbeveling van dit werk, dat het Dopperelement reeds jaren bestond vóór de Gereformeerde kerk in Zuid-Afrika zich openbaarde. President Kruger was wel de leider van het politieke Dopperelement, dat zich in vele burgers van alle kerken openbaarde, doch hij heeft in de Gereformeerde kerk nooit eenig ambt bekleed.

Er zijn tal van pogingen aangewend om de breuke op kerkelijk gebied te heelen, doch ze mislukten. Intusschen ontstonden er ook Gereformeerde gemeenten te Pretoria, te Potchefstroom en te Reddersburg in den Vrijstaat. Van deze laatste gemeente werd Ds. Beyer de eerste predikant. Ook in de Kaapkolonie ontstonden gemeenten, o.a. te Middelburg, Colesberg en Burgersdorp, welke laatste gemeente Ds. D.

Postma tot herder en leeraar kreeg. In 1869 werd aldaar de theologische school van de Gereformeerde kerk gesticht, die in 1905 naar Potchefstroom is overgebracht. In 1877 kwam het tot een kleine scheuring in de Gereformeerde kerk, te Bethulië, naar aanleiding van het organiseeren van de zending onder de Heidenen, doch deze scheuring heeft slechts kort geduurd. In 1877, het jaar van de annexatie door Shepstone, is ook een deel van de leden der Gereformeerde kerk naar het Portugeesch gebied Angola getrokken, en heeft daar de gemeente Angola gesticht en een zendingsgemeente onder de kleurlingen. Ook de gemeente te Venterstad heeft sedert jaren een eigen zendingsgebied, die van Petroria sedert 1910.

In 1882 na den vrijheidsoorlog, werden nog eenmaal besprekingen gehouden over vereeniging der Hervormde en Gereformeerde kerken in Transvaal. Intusschen was aldaar sedert 1866 ook de Nederduitsch Gereformeerde kerk tot openbaring gekomen, zoodat er drie Hollandsche kerken waren.

Tusschen de Hervormde en de Nederduitsch Gereformeerde kerken kwam het tot vereeniging in 1882. In 1888 werd de Nederlandsche Hervormde kerk echter opnieuw zelfstandig georganiseerd, zoodat in Transvaal nog altijd drie Hollandsche kerken zijn.

28 December 1890 stierf Prof. D. Postma. In zijn plaats werd tot professor benoemd Prof. J. Lion Cachet, die in 1913 door Prof. Dr. J. D. du Toit is opgevolgd. Het litterarisch departement, dat eerst onder leiding stond van M. Postma, M. A. en later van Profs. Dr. F. Postma, P. Duvenage en J. Kamp, is te Potchefstroom uitgegroeid tot een College van de Universiteit van Zuid-Afrika, dat verbonden is met een Normaalschool, en dat in 1925 ongeveer 200 studenten telde. De Theologische school werd uitgebreid in 1914 door de benoeming van Prof. Dr. S. O. Los, tot tweede professor. Deze ontving in 1920 eervol ontslag, en werd opgevolgd door Prof. J. A. du Plessis, B. A. Aangezien Prof. Dr. J. D. du Toit zich geheel moest wijden aan de overzetting van den Nederlandschen Statenbijbel in het Afrikaansch, werd in 1925 tot derde professor benoemd, Dr. C. J. H. de Wet.

Door de oorlogen van de laatste jaren, alsmede door droogten, veeziekten en werkeloosheid zijn de leden der Gereformeerde kerk zwaar geteisterd. Hun getal is naar schatting pl.m. 50.000, verdeeld over 70 gemeenten, op een blanke bevolking van P/2 millioen. Men moet dus verwonderd staan, dat deze leden uit eigen middelen hun kerkelijk leven onderhouden. Maar nog meer, dat zij over de grootste afstanden verspreid, eensgezind blijven en trouw aan de Calvinistische beginselen. Veel hebben daartoe bijgedragen de jaarlijksche Algemeene vergaderingen in iedere provincie en de driejaarlijksche Synoden, waarheen alle plaatselijke kerken afgevaardigden zonden. Eerst in 1925 is de klassikale indeeling der kerken ingevoerd, zoodat deze thans afvaardigen naar de meerdere vergaderingen.

Ook voert de Gereformeerde kerk in Zuid-Afrika correspondentie met de Gereformeerde kerken in Nederland, en de Christelijke Gereformeerde kerk in Noord-Amerika. In 1911 en 1920 was er van hun zijde een vertegenwoordiger op de synode in Nederland, in 1925 werd hun synode bezocht door Prof. Dr. H. H. Kuyper als afgevaardigde van de Gereformeerde kerken in Nederland.

Deze gaf een reisbeschrijving uit en indrukken van zijn bezoek, waaruit de nauwe band van beide kerkengroepen blijkt. Van haar geldt zeker het woord, door den grijzen, maar altijd nog jeugdigen voorzitter dier synode, Ds. L. Vorster, tot Prof. Kuyper gericht: „Die Moeder se hart trek altijd nog na de Dogter.”

< >