Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Gereformeerd

betekenis & definitie

Het begrip Gereformeerd is enger dan het begrip Calvinisme, en moet daarvan wel onderscheiden worden. Beide komen wel uit denzelfden reformatorischen wortel op, maar zijn toch onderling verschillend.

Het Calvinisme is geheel in het algemeen een wetenschappelijke term, met historische, wijsgeerige en politieke beteekenis. In historischen zin duidt het aan, dat de Reformatie zich, voor zoover ze niet Luthersch, Anabaptistisch of Sociniaansch was, in een eigen, door Calvijn uitgegraven stroombed bewoog.

In wijsgeerigen zin is het de uitdrukking van het stel begrippen, dat zich onder Calvijns invloed in de denkwereld tot heerschappij verhief. En in politieken zin komt het tot openbaring in de staatkundige beweging, die de vrijheid der volken in het constitutioneele staatsleven waarborgde, eerst in Holland, later in Engeland, en sinds het einde der vorige eeuw ook in Noord-Amerika.

Kort samengevat is het Calvinisme dan ook naast het Paganisme (Heidendom), Islamisme. Mohammedanisme) en Romanisme (Roomsche levensbeginsel) een eigen levens- en wereldbeschouwing, omdat het inzake de drie voornaamste en principieele levensvragen, n.l. aangaande onze verhouding tot God, tot den mensch en tot de wereld een eigen stelsel heeft geschapen.

Wat de verhouding tot God aangaat zoekt het Calvinisme God niet in het schepsel zooals de heiden, scheldt het God niet van het schepsel zooals de Mohammedaan, stelt het geen bemiddeling tusschen God en het schepsel in het instituut der kerk zooals Rome, maar verklaart, dat God onmiddellijke gemeenschap oefent met het schepsel door den Heiligen Geest. Wat de verhouding tot den mensch aangaat, maakt het geen onderscheid tusschen de halfgoden en heroën eener- en de slaven anderzijds, zooals in de heidenlanden ; laat het den man niet heerschen over de vrouw en den moslem niet over den kafir zooals de Mohammedaan ; kent het geen hiërarchie van clerus over leeken zoo-. als de Roomsche kerk ; maar erkent het elk mensch als een beelddrager Gods, en leert daarom dat allen voor God gelijk zijn; en onder elkander alleen in zoover onderscheiden, als God zelf èn in scheppingsaanleg èn door bepaalde opdracht den een met gezag over den ander bekleedde.

En wat eindelijk de verhouding tot de wereld aangaat, overschat het de wereld niet, door haar deels te duchten en deels er zich in te verliezen, zooals het heidendom ; onderschat het de wereld ook niet om zich een gefantaseerd paradijs te droomen, zooals de Mohammedaan ; schept het ook geen dualisme tusschen kerk en wereld, om alles buiten de kerk onheilig te verklaren, zooals de Roomsche ; maar leert het, dat God door Zijn gemeene genade den vloek der zonde in de wereld stuit, het leven der wereld in zijn zelfstandigheid eert, en door de kerk op de wereld inwerkt, om haar eens van zonde te zuiveren.Het begrip Gereformeerd beheerscht alleen het religieus-kerkelijk-practisch levensterrein.

Gereformeerd is dan vooreerst de aanduiding van een eigen religieus levensbeginsel, dat door de vier volgende voornaamste vragen beheerscht wordt: a. De vraag, of het in de religie in de eerste plaats gaat om de eere Gods of om de zaligheid van den mensch. Het verschil tusschen deze beide beschouwingen kwam vooral in tegenstelling met de Lutherschen aan het licht. Calvijn dacht meer theologisch, ging van God uit, Luther meer antropologisch en ging van den mensch uit. De Gereformeerde tracht rugwaarts alles uit Gods eeuwigen raad af te leiden en voorwaarts alles aan de eere Gods dienstbaar te maken. De Luthersche daarentegen neemt zijn standpunt in de historie en geniet in de zaligheid, welke hij door het geloof aanneemt.

Daar is de hoofdvraag: hoe komt God tot Zijn eere; hier daarentegen: hoe komt de mensch tot de zaligheid. b. De vraag, of de gemeenschap met God rechtstreeks dan wel alleen door bemiddeling van kerk en priesterschap te verkrijgen en 'te genieten is. De apostolische kerk werd reeds in de eerste eeuwen gedeformeerd en als een onmisbaar heilsinstituut tusschen God en de ziel ingeschoven. De kerk werd de middelares, door welke God de genade aan hare leden mededeelde. Buiten de kerk was dan ook geen zaligheid. Reformatie van dat gedeformeerde kerkbegrip was dan ook dringend noodig.

Aanvankelijk werd deze door Luther en Zwingli, maar zuiverder toch door Calvijn aangebracht. De kerk was volgens hem geen heilsinstituut en nog minder middelares tusschen God en de ziel, maar een vergadering der geloovigen, die door het geloof rechtstreeks en onzichtbaar aan Christus verbonden zijn en in de openbare samenkomsten onder de bediening des Woords en der Sacramenten zichtbaar optreden, c. De vraag of de religie partieel is of centraal. De wetenschap, zede en kunst zijn partieel. De wetenschap wortelt alleen in het verstand en maakt de religie tot een leer of wijsgeerig systeem. Het mysticisme zetelt alleen in het gevoel en maakt de religie tot ervaring van aandoeningen.

De zedelijkheid wortelt alleen in den wil en maakt van de religie alleen leven. Maar volgens de Gereformeerde beschouwing omvat de religie niet één vermogen, doch alle vermogens : hoofd, hart en hand ; verstand, wil en daad. Zij verlicht ons verstand, opdat wij God en de Goddelijke dingen mogen kennen. Zij wederbaart ons hart, opdat wij in God leeren gelooven. En zij buigt onzen wil, opdat wij God mogen liefhebben. En d. de vraag, of de religie voorwerpelijk uit de algemeene of uit de bijzondere openbaring (natuur of Bijbel), en onderwerpelijk uit het natuurlijk of uit het wedergeboren hart te verklaren is.

De algemeene openbaring Gods in de natuur is ongenoegzaam, omdat zij van Christus niet weet (Joh. 14 : 6; Hand. 4 : 12). Volgens de Gereformeerde opvatting is zij voorwerpelijk alleen uit de bijzondere openbaring in de Schrift en onderwerpelijk uit de wedergeboorte te verklaren. Want wel heeft God, den mensch scheppend naar Zijn beeld, hem als een religieus wezen geschapen, maar deze religieuze aanleg is door de zonde verstoord, en kan alleen in de wedergeboorte weer hersteld worden.

Gereformeerd is voorts de aanduiding van een eigen kerkbegrip. Wel is dit Gereformeerde kerkbegrip moeilijker te beschrijven dan het Luthersche, omdat de Gereformeerde kerken niet tot één land en volk zijn beperkt, maar zich onder verschillende volken hebben uitgebreid. Voorts hebben zij in de verschillende landen ook niet eenzelfde belijdenis, zooals de Luthersche kerken, maar is haar belijdenis in tal van belijdenisschriften tot uitdrukking gekomen. Toch hebben de Gereformeerden overal in alle landen een eigen opvatting van het wezen, de verschijning en het doel der kerk, dus een eigen kerkbegrip. Naar haar wezen is de kerk geen middelares tot zaligheid, geen Heilsanstalt en geen vereeniging van een groep godsdienstige personen, maar het onzichtbare lichaam van alle verkorenen, die er ooit geweest zijn, zijn, of immer zijn zullen, onder Christus als onder één Hoofd verzameld en vormende alzoo het lichaam van Hem, die zelf alles in allen vervult (Westminstersche Confessie). Dus in den hemel is de eigenlijke wezenlijke kerk, om Christus haar Hoofd vereenigd; en op aarde de strijdende kerk nog in het voorportaal.

Naar haar verschijningsvorm op aarde is de kerk een vergadering van geloovigen. Niet een geestelijke stand. Niet een groep religieuze personen. Maar een vergadering van belijdende personen met hun zaad. Op elke plaats komt de kerk uit de personen der belijders op. En die eene plaatselijke kerk niet heerschend over de andere, maar alle plaatselijke kerken confoederatief in dassen en verder in synoden vereenigd.

En wat haar doel aangaat beoogt de kerk, vooreerst, dat de wedergeborene tot bekeering kome en welbewust de eere Gods zoeke in woord en daad; voorts het geloofsleven harer leden versterke door het sacrament; voorts door de tucht de zonden uit haar midden uitdrijve om het verbond Gods heilig te houden; en eindelijk door het diaconaat de armen, die Christus haar achterliet, verzorge. Gelijk haar oorsprong is uit God en haar verschijningsvorm ontvangt door God, zoo is ook haar doel alleen tot God.

Naast de Roomsche en Luthersche spreken wij dan ook van een afzonderlijke groep Gereformeerde kerken, welke dat eigen kerkbegrip meer of minder in toepassing hebben gebracht. Zie over den naam en de geschiedenis van den naam Gereformeerde kerken het afzonderlijk artikel: Gereformeerde kerken.

Eindelijk is Gereformeerd ook nog de aanduiding van een eigen levenspractijk. Wel is waar hebben Roomschen en Remonstranten steeds gelasterd: „deze leer” n.l. van de eeuwige verkiezing tot zaligheid en van de rechtvaardigmaking om niet, door het geloof alleen, „maakt zorgelooze en goddelooze menschen”, dus dat de Gereformeerde belijdenis tot een slappe, losse en, erger nog, tot een goddelooze en zorgelooze levenspractijk aanleiding geeft. En wel heeft deze of gene Gereformeerde in naam, maar antinomiaan in zijn hart, zijn goddeloos leven met het schild der Gereformeerde belijdenis trachten te dekken. Maar die Gereformeerd is in zijn hart, gelooft van harte, dat de Gereformeerde belijdenis niet slechts in theorie moet beleden, maar ook in de practijk moet beleefd worden, dat God reeds voor de natuur, voor de planten-, dieren- en menschenwereld, en wat ons menschen aangaat, voor ons denken en willen en handelen Zijn wetten heeft gesteld, waaraan wij onvoorwaardelijk gebonden zijn. En tegenover al de aanklachten van de losbandigheid wijzen wij alleen maar op het nuchtere feit, dat de levenspractijk der Gereformeerden de vergelijking met die van de Roomschen en Remonstranten en Libertijnen schitterend kan doorstaan. Nauwelijks was de Gereformeerde belijdenis hier doorgedrongen of ze toonde een kracht te bezitten tot nieuw leven: „scheepvaart en handel, ambachts- en fabriekswezen, landen tuinbouw, kunst en wetenschap” bloeide op ongekende wijze en zij juist heeft op zedelijk gebied het levenspijl van de volkeren in Europa verhoogd.

Zie Dr. A Kuyper, Het Calvinisme in de Historie en in de Religie, in zijn: Het Calvinisme, Zes Stone-lezingen; Dr. H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek, voornamelijk Dl. I;enDr. H. Bavinck, Hedendaagsche Moraal.