In de Heilige Schrift worden de woorden gebeente en beenderen, behalve in de eigenlijke beteekenis, dikwijls gebruikt in overdrachtelijken zin: van het geheele lichaam, hetzij levend (Ps. 139 : 15; Spr. 16 : 24), hetzij dood (Gen. 50:25, v.g. Hebr. 11:22; 2 Kon. 13:21); van de persoon des menschen (Ps. 42 : 11; 51 : 10; Spr. 15 : 30); van het leven des menschen (Job 7 : 15, Ps. 34 : 21); van den zetel van gezondheid en kracht, zoodat verbreking, verrotting, verdroging van het gebeente of van de beenderen aanduiding zijn van krankheid, zoo des lichaams als der ziel, in ’t bizonder van hevige gemoedsbewegingen, die ook het lichaam aangrijpen (Num. 24 : 8; Job 4 : 14; Ps. 6 : 3; 22 : 19; 102 : 4; Spr. 14 : 30; Jes. 38 : 13; Jerem. 23 : 9; Klaagl. 3:4).
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk