Wat is de betekenis van gebeente?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gebeente

gebeente - Zelfstandignaamwoord 1. verzameling beenderen, skelet Wee je gebeente! Woordherkomst Afgeleid van been met het omvoegsel ge- -te.

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gebeente

gebeente - zelfstandig naamwoord uitspraak: ge-been-te 1. samenstel van beenderen van het hele lichaam of een deel ervan ♢ opa Irwin heeft pijn in zijn gebeente 1. als men van de duivel spreekt, dan rammelt zijn gebeente ...

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

gebeente

bene, geraamte.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gebeente

s.n., (ge)biente (it), bien (it).

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gebeente

o. -n (1 het beendergestel van mens of dier; 2 het beenderenstel van een lid van een menselijk of dierlijk lichaam; doodsbeenderen, rif, geraamte; stoffelijk overschot; 4 scherts, lichaam): 1. het gebeente van een hert; grof, zwaar van gebeente; fig. lit. t.: het binnenste van iem.: dat verteerde hem het gebeente; 2. het gebeente van de rechter ar...

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gebeente

o. (-n) I. Eig. 1. a. Algm. samenstel der beenderen bij mens of dier: fijn, grof, zwaar van-; - en vlees. ➝ duivel. b. Inz. samenstel der beenderen in een lid van mens of dier: het van de arm kraakte. 2. Uitbr. a. stoffelijk overschot: iemands bleek, dor, kil, koud, wit -; iemands beschreien, zijn dood. b. Scherts, lichaam: wee je -! bedreiging m...

2024-04-19
Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gebeente

Naamwoord: gebeente, beenstelsel, beendergestel, been, knook, bonk, bot, schonk, graat, beenweefsel, kraakbeenweefsel, beenzelfstandigheid, vaste -, sponsachtige -, kraakbeen, knorbeen, knor, schelp, vezelkraakbeen, mergbeen, mergpijp, naadbeen, lange beenderen, pijpbeenderen, beenpijp, platte beenderen, brede -, dikke -, korte -, open -, be...

2024-04-19
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gebeente

In de Heilige Schrift worden de woorden gebeente en beenderen, behalve in de eigenlijke beteekenis, dikwijls gebruikt in overdrachtelijken zin: van het geheele lichaam, hetzij levend (Ps. 139 : 15; Spr. 16 : 24), hetzij dood (Gen. 50:25, v.g. Hebr. 11:22; 2 Kon. 13:21); van de persoon des menschen (Ps. 42 : 11; 51 : 10; Spr. 15 : 30); van het leven...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gebeente

o. (-n), 1. samenstel van de beenderen van het menselijk of dierlijk lichaam, het beendergestel: fijn, grof, zwaar van –; het staat voor lichaam of persoon in wee je –! als bedreiging met een pak slaag of gestrenge straf; 2. (oneig.) het innigste, binnenste van ’s mensens lichaam, beschouwd als de zetel van hevige aandoeningen of...