Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Doleantie

betekenis & definitie

Bij de Afscheiding in 1834 waren er in de Nederlandsch Hervormde kerk een groot aantal belijders achtergebleven, die evenmin als de gescheidenen met de kerkelijke toestanden vrede konden hebben, al hadden ze ook bezwaren tegen de Afscheiding. Vanaf 1841 dagteekent hun strijd voor vrijmaking der kerken van de organisatie van 1816; eerst onder leiding van Groen van Prinsterer, daarna onder die van Dr.

Kuyper. Den 11 den April 1883 werd eindelijk een conferentie belegd van afgevaardigden uit onderscheidene kerken, die op den grondslag van hartelijke instemming met de Drie Formulieren van Eenigheid als accoord van kerkgemeenschap, de afwerping van het juk der Synodale hiërarchie plichtmatig achtten voor ieder, die het koningschap van Jezus in zijn kerk wilde eeren.

Nog in datzelfde jaar namen onderscheidene kerkeraden besluiten tot getrouwe naleving van de heilige verplichtingen, bij de bevestiging in het ambt aanvaard. Dit riep conflict na conflict in het leven.

Te Amsterdam ontstond de Attestenkwestie, toen de kerkeraad weigerde attesten af te geven ten behoeve van moderne jongelieden, die, na elders tot lidmaat te zijn aangenomen, in het kerkelijk register te Amsterdam zouden moeten ingeschreven worden. De kerkeraad van Kootwijk, voorloopig geschorst omdat hij een candidaat der Vrije Universiteit tot herder en leeraar beroepen had, brak het eerst van alle met de synodale organisatie, onder leiding van Dr. van den Bergh te Voorthuizen, wiens gemeente even later zich het juk der organisatie van den hals schoof.

Intusschen wist het Classicaal Bestuur te Amsterdam door een handige zet plotseling vóór de Attestenkwestie de Beheerskwestie te schuiven, door provisioneel te schorsen de kerkeraadsleden, die gestemd hadden voor art. 41 van het Beheersreglement, inhoudende de bepaling, dat de Commissie van Beheer, bij eventueel conflict, den oorspronkelijken kerkeraad, die de gemeente bij Gods Woord zocht te houden, als den eenig wettigen zou erkennen. Op 16 December 1886 brak eindelijk de kerkeraad van Amsterdam met het synodaal verband, terugkeerende tot de nooit wettig afgeschafte kerkenordening van 1618/19 en als aloude Gereformeerde kerk trad men nu weer op onder den historischen naam van: Nederduitsche Gereformeerde Kerk, met de bijvoeging „doleerende”, d. w. z. „klagende”, als protest tegen het haar onthouden van haar wettig kerkegoed.Het Gereformeerd kerkelijk Congres, 11 Januari 1887 en volgende dagen te Amsterdam gehouden, deed vele kerkeraden met de organisatie breken. In Juni 1887 werd te Rotterdam een synodaal Convent van al de ontkomen kerken samengeroepen. Het volgende jaar, toen de processen beëindigd waren, besloot de voorloopige synode te Utrecht de toevoeging „doleerend” achter den naam der kerken te schrappen, om den indruk weg te nemen, alsof het woord een nieuwe stichting aanduidde. Ook viel daarmee een beletsel weg voor de hereeniging met de kerken uit de Afscheiding. Deze hereeniging kwam in 1892 tot stand. Zie verder: De Doleantie, door J.

C. Rulimann, Ons Arsenaal, Serie V, no 1—2.