Een stad in Lykaonië, niet ver van het Isaurisch gebergte, ongeveer twee dagreizen van Lystra, was omstreeks 50 v. Chr. de woonplaats van den met Cicero bevrienden koning Antipater.
Deze werd in 36 v. Chr. gedood door den Galatischen vorst Amyntas, die Derbe annexeerde.
Na den dood van Amyntas, 25 v. Chr., kwam de stad onder de macht van Rome.
Keizer Claudius (41—54) maakte er in 41 een Romeinsche kolonie van, onder den naam Claudio-Derbe. Te Derbe werd omstreeks 48 n.
Chr. een gemeente gesticht door Paulus op zijn eerste reis (Hand. 14 : 6, 20); ook op zijn tweede reis bezocht hij de stad (Hand. 16 : 1). Uit Derbe was Gaius, één van Paulus’ reisgezellen (Hand. 20 : 4) afkomstig.