(Ex. 4 : 25, 26). Mozes had, waarschijnlijk onder invloed van zijn vrouw, nagelaten zijn tweeden zoon te besnijden.
Toen hij nu (Ex. 4 : 24) zwaar ziek werd, zag Zippora daar een straf Gods in voor het nalaten der besnijdenis. Daarom besneed Zippora zelf den jongen, wierp het afgesnedene Mozes voor de voeten en zeide: „gij zijt mij een bloedbruidegom”, d. w. z. door het bloed van mijn zoon, bij de besnijdenis vergoten, krijg ik u bij vernieuwing als uit den dood terug.
Een bruidegom, maar door bloed.