Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Bevinding

betekenis & definitie

In de Heilige Schrift komt het woord bevinding in de beteekenis van geestelijke, religieuse ervaring slechts eenmaal voor. In Romeinen 5 : 4 spreekt de apostel Paulus van bevinding: en de lijdzaamheid (werkt) bevinding, en de bevinding hoop, — en hier heeft het woord bevinding nog een specialen zin.

Het wil hier zeggen : beproefdheid, en wijst aan den toestand van hem, die, op de proef gesteld, proefhoudend is gebleken. De bedoeling van dezen tekst is, dat de lijdzaamheid, d. i. de standvastigheid onder de verdrukking de echtheid van ons geloof doet uitkomen, en dat die bewustheid van ons geloof noodzakelijk leidt tot vaste hoop.

Uit deze beteekenis, al heeft zij hier ook een bijzonder karakter, kan worden afgeleid, wat wij onder bevinding in het algemeen moeten verstaan. Het woord duidt dus op beproefdheid en echtheid, en het bevindelijk-religieuse leven is dus dat leven, waarin subjectief de echtheid van het geloof gekend wordt.

In nauw verband met deze opvattingen kunnen we de volgende onderscheiding maken tusschen geloof, ervaring en bevinding. Het geloof gaat voorop; het is het aangrijpen van de waarheid Gods en de persoonlijke aanvaarding van het werk van Christus.

Dan volgt de ervaring, waarin wij door de waarheid worden gegrepen, en die werkelijkheid in onze ziel ontstaat, waarin wij genieten van wat Christus ons schenkt, terwijl de bevinding is het voor zich zelf bevestigd zien van de waarheid des heils, en een zieletoestand aanduidt, waarin de echtheid, de beproefdheid van het geloof blijkt. Deze bevinding komt in het piëtisme, in de valsch-mystieke kringen onzuiver voor.

Men maakt van de bevinding een grond voor het geloofsleven, en geeft aan de bevinding een centrale plaats. Mannen als Verschuir en Schortinghuis b.v. leeren dat er tweeërlei kennis der waarheid is.

Allereerst een letterlijke of beschouwende, die men krijgt door het hooren en bestudeeren van de Schrift, en dan de bevindelijke en gestaltelijke kennis, die men verkrijgt door het gevoel.

Zij is de eigenlijke ; zij valt met het wezen des geloofs samen; zij kan los staan van de eerste, — maar op die wijze worden object en subject, kennis en vertrouwen van elkander losgemaakt.

De bevinding wordt het fundament der religie, en de zekerheid ligt niet in het objectieve werk van Christus buiten ons, maar in de subjectieve ervaring in ons. Deze orde is niet naar de Schrift, en is schadelijk voor het leven der mystiek.

Wel eischt het gezonde geestelijke leven bevinding, maar alleen op de basis van Gods Woord, en alleen steunende op het geloof aan de waarheid Gods. De bevinding kan zelve geen fundament zijn, en dat volgens Dr Kuyper om vierderlei oorzaak.

In de eerste plaats is het moeilijk zuivere en onzuivere bevinding te scheiden. Ten tweede komt in de uiting der bevinding slechts de buitenste omtrek van het werk des Geestes in het licht.

Ten derde ontleent de zuivere stem der bevinding altoos haar klank aan de Schrift, en ten vierde is of de uiting der bevinding een naspreken van anderen, of zoo sterk persoonlijk, dat zij ons niet tot basis voor ons religieus leven kan dienen. De bevinding is daarom alleen zuiver, wanneer op den grondslag van ’s Heeren Woord de werkingen der vertroostingen des Geestes in het diepst van ons gemoed ervaren worden, en uit die ervaring de persoonlijke bevestiging en verzekering des heils voortvloeit.

Dan is de bevinding in den vollen zin de door de ervaring gewerkte innerlijke bevestiging van ons persoonlijk geloof in Christus, steunende op de openbaring Gods in de Schrift.