Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Bernardus Dwinglo

betekenis & definitie

werd in 1582 te Delft geboren, bezocht in zijn vaderstad de Latijnsche school en werd 29 December 1600 ingeschreven aan de Leidsche hoogeschool. Voor rekening van de Delftsche regeering werd hij opgenomen in het Staten-College.

Niet zonder vrucht volgde hij hier het onderricht in de klassieken. Onder de professoren in de godgeleerdheid Gomarus en Arminius gingen tot den laatste zijn sympathieën het meest uit.

Ook was de later zoo stoere Contra-remonstrant Voetius in den academie-tijd zijn studievriend.In 1608 werd hij predikant te Berkel c.a. In 1610 werd hij mede-onderteekenaar van de remonstrantie. Toen Ds Smout van Amsterdam de remonstrantie aanviel, trad Dwinglo voor haar in het krijt. In November 1614 werd hij predikantte Leiden, nadat hij de zoogenaamde „acte van egaliteit” geteekend had, waarbij hij beloofde „goede vriendschap” te zullen oefenen met al zijn medebroeders in dienste. Toch liet deze goede vriendschap met zijn collega’s al spoedig veel te wenschen over. Ds Hommius te Leiden, gegriefd, omdat hem en professor Polyander allerlei gruwelijke dwalingen waren ten laste gelegd, verantwoordde zich openlijk voor zijn gemeente. Hierop bleef Dwinglo het antwoord niet schuldig en de toon van zijn geschriften was lang niet malsch.

Meer en meer sloot Dwinglo zich nu bij de hoofden der Remonstranten aan en streed hij hun strijd mede. Daarom werd hij met Episcopius en elf andere predikanten ter Synode van Dordrecht geciteerd (1618). Episcopius nam te Dordrecht geheel de houding aan van een praeses eener tegen-Synode, terwijl Dwinglo zich gedroeg als zijn scriba. Onderscheiden stukken der Remonstranten werden tijdens de Synode door hem opgesteld en voorgelezen.

Hij werd reeds vóór het eindoordeel der Synode te Leiden afgezet en uit Holland verbannen. Na de Synode schreef hij zijn beruchte Nulliteyten, een vuil libel, later omgewerkt tot zijn Grouwel der Verwoestinghe. Daar hij weigerde de acte van stilstand te onderteekenen, werd hij met eenige andere geciteerde Remonstranten naar Waalwijk uitgewezen. Sedert ving een moeilijk, gevaarvol en zwervend leven voor hem aan. Eerst toog hij naar Antwerpen, toen vertoefde hij heimelijk te Leiden (1619), zoodat hij bijna gevat werd. In 1620 waagde hij zich andermaal in Leiden.

In 1622 was hij te Haarlem, waar hij ternauwernood door overhaaste vlucht aan den schout en zijn mannen ontkwam. Vooral na de beruchte samenzwering tegen Prins Maurits werd alles in ’t werk gesteld Dwinglo te grijpen, maar opnieuw vluchtte hij naar Antwerpen en zelfs naar Holstein. Dan vertoeft hij weer te Rotterdam, maar week hij opnieuw naar Denemarken uit. Hier trad hij te Glückstadt als een soort notaris onder de met hem uitgeweken Remonstranten op. Ook was hij te Norden. Later nog eens te Glückstadt. In 1648 keerde hij echter voor goed naar zijn vaderland terug en woonde hier tot zijn dood (1660) in Haarlem, nadat hij zich eerst had laten zuiveren van de tegen hem ingediende aanklacht van conspiratie.

Dwinglo was ongetwijfeld een bekwaam man, maar tevens zeer partijdig, bitter en niet vrij van heerschzucht. Door zijn manier van optreden veroorzaakte hij aan de leiders der Remonstrantsche Broederschap meermalen groote moeite.

Verschillende geschriften zagen van zijn hand het licht.

< >