Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Antitrinitarisme

betekenis & definitie

Het leerstuk van de Heilige Drieëenheid is het centrale dogma van de Christelijke kerk. Het laat zich echter verstaan, dat niet dan na veel strijd deze belijdenis vastgesteld is geworden.

En om de kerk van Christus tot het inzicht te brengen, dat het ééne Goddelijke Wezen bestaat in drie Personen, daartoe heeft de Heilige Geest ook willen bezigen de aanvallen, welke op de zuivere belijdenis der waarheid door dwaalleeraars werden gedaan.Nu pleegt men de dwaling, die de leer der Drieëenheid verwerpt, aan te duiden met de namen Monarchianisme en Antitrinitarisme. Antitrinitariërs zijn dus zij, die de Triniteit (de Heilige Drieëenheid) loochenen. Het Monarchianisme is weer onderscheiden in het dynamische en het modalistische Monarchianisme. De eerste groep bestrijders werd gevormd door hen, die kortweg de Godheid van den Zaligmaker loochenden. Als voorloopers dezer groep noemt Epifanius een secte, welke omstreeks 124 na Christus in Frygië zou zijn ontstaan en die met den naam Alogen (loochenaars van den Logos d. i. den tweeden Persoon der Heilige Drieëenheid) werden aangeduid. Hetgeen echter door Epifanius over hen wordt medegedeeld is tegenstrijdig en zeer onhelder. Irenaeus spreekt ook over lieden, die zich stelden tegen het leerstuk der Drieëenheid, en het is niet onmogelijk, dat hij daarmede dezelfde menschen bedoelt als Epifanius.

Met zekerheid weten we, dat de lederbereider Theodotus van Byzantium de Godheid des Heeren ontkende. Hij was naar Rome getogen en had daar een school , gesticht, waarvan Theodotus de Wisselaar en Artémon bekend zijn geworden. Vanwege zijn ketterij werd Theodotus omstreeks 180 na Christus door paus Victor I geëxcommuniceerd. Uit een geschrift, waarin zijn dwalingen worden bestreden, blijkt:

1°. dat deze secte zich bezighield met de studie van Aristoteles en dat zij met een beroep op de Ebionieten het zoo voorstelde, alsof van meet af door de Christelijke kerk de Godheid van den Zoon ontkend zou zijn geworden, en
2°. dat deze secte werd bestreden met een beroep op duidelijke uitspraken der Heilige Schrift, op de Vaders der tweede eeuw en op de liederen, die sinds langen tijd bij de godsdienstoefeningen werden gezongen tot verheerlijking van het vleeschgeworden Woord.

Deze secte wilde slechts toegeven, dat Jezus een mensch was, die uit een maagd door de kracht (dwa/tig) des Heiligen Geestes op een wonderlijke wijze was geboren en met Goddelijke krachten begiftigd was, maar die niettemin achterstond bij Melchizedek, omdat deze het voorbeeld van lezus is geweest. Vanwege dit accentueeren van de dynamis (kracht des Heiligen Geestes) wordt dit Monarchianisme het dynamische Monarchianisme genoemd. Schoon als kettersch veroordeeld, hebben deze dynamistische opvattingen nog geruimen tijd stand gehouden in het Westen. Maar ook in het Oosten hebben zij nog groote beroering verwekt, toen Paulus van Samosata, sinds 260 bisschop van Antiochië, het pleit voor ze voerde.

Voor de zuivere Christologie was het modalistische Monarchianisme veel gevaarlijker. Van deze tweede groep moet allereerst genoemd worden Noëtus, die van Smyrna afkomstig was. Hij was de vader van het zoogenaamd Patripassianisme (de doling, dat de Vader zou hebben geleden). Volgens hem zijn de Vader en de Zoon niet twee Personen maar slechts verschijningsvormen van het eene en zelfde Goddelijk Wezen. Aan het einde van de tweede eeuw bracht Epigonus (tot wiens leerlingen Cleomenus behoorde) deze dwaling naar Rome over. Door Tertullianus wordt in een van zijn geschriften Praxeas van soortgelijke ketterijen beschuldigd — maar het is nog niet gelukt vast te stellen, wie deze Praxeas geweest is.

Hij loochende de driepersoonlijkheid Gods en zag in de vleeschwording, het lijden en den dood des Heeren een verschijning van den eenen God, en werd daarom terecht door Tertullianus van Patripassianisme beschuldigd. Sabellius, een leerling van Cleomanes is de meest bekende vertegenwoordiger van deze groep. Sinds 215 stond hij aan het hoofd van de School te Rome. Onder den naam van Sabellianisme vonden zijn gedachten ook in Noord-Afrika ingang. Zelfs ten tijde van Athanasius deden de Sabellianen nog van zich spreken. Zij zijn dan ook door dezen beroemden kerkleeraar bestreden geworden ; temeer omdat allengs een tweede dwaling aan de eerste was toegevoegd n.l. de leer, dat de rechtvaardiging en de heiligmaking des Christens als een derde openbaringsvorm van den eenen God, en wel als de openbaring des Heiligen Geestes moet opgevat.

Ten laatste behoort nog tot deze groep Beryllus van Bostra in Arabië. Tegen Sabellius trad te Rome Hippolytus in het strijdperk. Maar deze Hippolytus ging op zijn beurt feil, toen hij leerde dat de Zoon gesubordineerd is aan den Vader (gesubordineerd = ondergeschikt). Paus Calixtus beproefde eerst ze beiden te overtuigen en te verzoenen, maar toen dit niet gelukte, zijn ze beiden door hem geëxcommuniceerd geworden. Wilde dus het Monarchianisme of het Antitrinitarisme in het algemeen de eenheid van het wezen handhaven ten koste van de drie Personen, onder het modalistische Monarchianisme verstaan we meer bepaald de voorstelling, dat de Vader, de Zoon en de Heilige Geest slechts modi of openbaringsvormen van den eenen God zijn. God openbaarde zich eerst als Vader, daarna als Zoon en ten laatste als Heilige Geest. Jezus is dus niet het Woord, dat in den beginne bij God, ja God was, en evenmin is Hij thans gezeten aan de rechterhand der Majesteit in de hemelen, maar de straal, die in Christus op aarde verschenen is, is teruggekeerd tot de zon, d. i. tot God.

In de eeuw der Reformatie trad het Antitrinitarisme opnieuw op. De eerste bestrijders der Drieëenheid kwamen in de 16e eeuw voort uit de gelederen der Duitsche Anabaptisten. De meest bekende hunner is de dweper David Joris. Volgens hem moeten we onder de Drieëenheid Gods verstaan, dat God zich in drie achtereenvolgende tijdperken op een verschillende wijze heeft geopenbaard. Met hemzelven was het derde tijdperk, dat des Heiligen Geestes, aangebroken.

Niet minder berucht is de Spanjaard Michael Servet, tegen wien Calvijn zich genoodzaakt zag op te treden en die op den 27sten October 1553 te Genève is verbrand geworden. Zijn verwerping van de Drieëenheid hield verband met zijn pantheïstisch gekleurd systeem. Voor hem zijn de Logos (het Woord) en de Heilige Geest slechts dispositie’s van God, terwijl de Vader alleen is de geheele substantie en de eenige God. De Logos en de Heilige Geest zijn alleen ingetreden ter wille van onze verlossing, en als onze verlossing geheel voltooid is, zullen zij er dan ook niet meer zijn.

De eigenlijke bakermat van het Antitrinitarisme was echter Italië, wat niet bevreemdt, als men bedenkt, dat daar de Renaissance (de weer opbloeiïng van het Heidendom) zoo grooten invloed oefende. Toch deden zich ook in andere landen dergelijke stemmen hooren. Overal verdreven zochten en vonden de voorstanders dezer dwaling een toevluchtsoord in Polen, Hongarije en Zevenbergen. Toen waren het Laelius en vooral Faustus Socinus (oom en neef) die een geheel theologisch systeem ontwierpen. De Rakausche Catechismus (Rakau was in Polen de hoofdzetel der Socinianen) werd het kerkelijk symbool der Socinianen. Volgens hen is de leer van de Drieëenheid in strijd met de Heilige Schrift.

God is slechts één Persoon. Jezus was een bloot mensch, die echter om het heil te bewerken met Goddelijke krachten toegerust werd, als loon op zijn volkomene gehoorzaamheid tot de Goddelijke Majesteit verheven en als Rechter over de levenden en de dooden gesteld is. De Heilige Geest is slechts een kracht Gods. In 1658 werden de Socinianen uit Polen verdreven, maar nog heden ten dage worden in Zevenbergen Sociniaansche gemeenten gevonden.

De bestrijding van de leer der Drieëenheid leefde later weer op. Van toen af sprak men echter van Unitariërs. In de vorige en in deze eeuw hebben zeer vele theologen met het dogma van de Triniteit gebroken. Het is echter niet hier de plaats hun beschouwingen te bespreken. Dit geschiedt beter in de artikelen, waarin deze personen afzonderlijk behandeld worden.

< >