In de Mozaïsche wet werd alle tooverij verboden en op gelijke lijn geplaatst met afgoderij (Deut. 18 : 10—12). Ook de apostelen stellen beide naast elkander (Gal. 5 : 20).
Veroordeeld werden niet alleen alle middelen, waarmede de tooverkunst beoefend werd, maar ook alle middelen, waarmede men zich tegen tooverij trachtte te beveiligen. Daaronder behoorden de amuletten.
De afleiding van dit woord is niet gemakkelijk. Misschien is het afgeleid van amoliri (fascinum) d. w. z. afwering van de tooverij.
Waarschijnlijker is de afleiding van het Arabische hamala d. i. dragen, omdat men amuletten bij zich draagt. Talisman is ook aan het Arabisch ontleend.
In het Arameesch noemt men een amulet kamé’a, welke naam gedurende de Middeleeuwen aan geslepen edelgesteenten gegeven werd, omdat amuletten doorgaans ook voor sieraden dienden. In Jes. 3 : 18—23 worden onder de sieraden der Jeruzalemsche vrouwen ook genoemd halve maantjes, die tegenwoordig in het Oosten nog gedragen worden door vrouwen niet alleen als sieraad maar ook als middel om ongelukken te ontgaan.
De oorringen, welke Jacob begroef (Gen. 35 : 4) schijnen ook zulke sieraden, tegelijk amuletten, geweest te zijn.Amuletten zijn aan het Heidendom ontleend. Immers daar geloofde men niet aan een God, Die alles bestuurt naar zijn eigen wil. Ongeloof en bijgeloof liggen altoos direct bij elkander. Vandaar dat niet alleen in bijgeloovige kringen, maar ook in ongeloovige amuletten zeer geliefd zijn. Gedurende den laatsten oorlog werden door duizenden, die in God niet gelooven, amuletten gedragen. Het ware Christendom kent ze niet en wil ze niet kennen, omdat wij niet op eenig schepsel eenig vertrouwen zullen stellen, maar alleen op den almachtigen God, Die machtig is ons te bewaren van alle kwaad.