Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Ai

betekenis & definitie

D. i. de puinhoop

I. Een Kanaanietische koningsstad met 12.000 inwoners, Joz. 8:25, ten Oosten van Bethel, Gen. 12 : 8; 13 : 3. Jozua’s leger werd hier bij den eersten aanval teruggeslagen. Bij den tweeden aanval plaatste hij ten Noorden van de stad, door een bergengte van haar gescheiden, het hoofdleger, maar een achterlage (Jozua 8 : 12) tusschen Bethel en Ai, ten Westen van de stad; deze werd door de mannen van Bethel en Ai niet bemerkt, en daardoor liepen zij bij hun uitvallen in hun eigen verderf. De stad, die door Jozua volledig verwoest werd, is later blijkbaar herbouwd, want na de ballingschap worden „mannen van Bethel en Ai” genoemd, Ezra 2 : 28; Neh. 7:32. Zonder twijfel is, in de beschrijving van den veroveringstocht, Jes. 10 : 28, Ajath, en Ajah, Neh. 11 : 31, niet anders dan Ai.

II. Het in Jesaja 49 : 3 vermelde Ai moet een Moabietische stad zijn geweest ten Oosten van de Jordaan. Omdat deze overigens geheel onbekend is, denken velen dat Ai hier een schrijffout is, in plaats van Ar; Ar was de hoofdstad van Moab, gelegen in het dal van den Arnon.