(Hebreeuwsch Achimaaz)
I. Zoon van Zadok, die met andere getrouwen bij het oproer van Absalom, met gevaar van zijn eigen leven, David gewichtige diensten heeft bewezen (2 Sam. 15 : 27, 37; 17 : 17—21). Uit dienstijver en door vlugheid in het loopen bracht hij het eerste bericht van de overwinningover(18:19-29); in 1 Kron. 6 : 8 wordt hij in de rij der hoogepriesters genoemd.
II. Ahimaaz, de schoonvader van Saul (1 Sam. 14 : 50)
III. Ahimaaz, de schoonzoon van Salomo (1 Kon. 4 : 15).