Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Ahïa

betekenis & definitie

Hebreeuwsch Achajjahu, d.i. broeder, vriend van Jehova.

I. Onder de velen, die dezen naam gedragen hebben, moet allereerst genoemd worden Ahia, de profeet uit Silo, een stad in Efraim, welke langen tijd middelpunt van den godsdienst geweest was. Geheel vervuld van de gedachte, dat Jehova de God van Israël was, kondigde hij aan Jerobeam onder de symbolische handeling van het verscheuren van zijn mantel de straf aan, welke om de afgoderij van Salomo over het rijk zou komen. Het rijk zou in tweeën gescheurd worden en Jerobeam zou koning over tien stammen worden; maar de Goddelijke aankondiging hield in, dat God aan zijn belofte, eenmaal aan David gedaan, bleef gedenken en dat God Juda bleef verkiezen (1 Kon. 11 : 19 v.v.). Toen Ahia Jerobeam later ontmoette en zag, dat deze den kalverdienst verkoos boven den waren dienst van Jehova, wendde hij zich van Jerobeam af (1 Kon. 15 : 29 e.v.). Nog eenmaal trad hij in de historie op, toen Jerobeams vrouw ter wille van haar kranken zoon den profeet Ahia te Silo bezocht. Haar bedrog werd ontdekt door een openbaring Gods aan den profeet en het oordeel over Jerobeams huis werd door hem verkondigd. De zoon Abia zou sterven (1 Kon. 14).

II. Ahia, achterkleinzoon van Eli (1 Sam. 14:3,18), misschien dezelfde als Achimelech, de hoogepriester.

III. Ahia, de vader van koning Baësa (1 Kon. 15 : 27).