Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Nieuwenhuis, theodorus wilhelmus (‘theo’)

betekenis & definitie

Geb. Noordscharwoude 26 april 1866, overl.

Hilversum 5 december 1951. Woonde en werkte in Amsterdam van ca. 1883 tot na 1888, reis naar Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk (Parijs) tot 1890, Leeuwarden 1891, Amstelveen tot 1893, Amsterdam tot 1895, Epe 1895, Amsterdam tot 1933, Rotterdam en van ca. 1941 af te Blaricum. Leerling van de Rijksschool voor Kunstnijverheid te Amsterdam (1883-1888) o.l.v. J. R. de Kruijff Begon als modelleur (ontwerpen voor stuc en cementwerk voor de Harmonie te Groningen), maakte houtsneden (boekomslagen), aquarellen en tekeningen (planten), litho’s voor kalenderbladen en is vooral bekend als kunstnijveraar (meubelontwerper en van sier- en gebruiksvoorwerpen, behangsels, weefsels). Ontwerper en uitvoerder van interieurs voor passagiersschepen enz.

Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam. Gaf les aan R Gerbrands en L. Visser.ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: houtsneden en litho’s.

Elsevier XLVII, 1914 (R. W. P. de Vries jr, bldz. 1-19), XLIX, 1915 (Kroniek) en LXXIV, 1927 (A. E. van den Tol, bldz. 383-388); Maandblad v. Beeldende Kunsten 1924 (N. van Harpen, bldz. 75-80).

Luns; Scheen 1970; Van Hall I, II en port.; Waller.

< >