Geb. Groningen 2 juni 1878, overl.
Rabat (Sp. Marokko) 14 november 1939. Woonde en werkte in Hengelo, Kampen, Katwijk, Amsterdam, Italië (Genua, Napels) 1901-1903, München 1903-1904, Spanje 1906-1907, Haarlem, Rome 1909, Amsterdam 1913-1920, München tot 1925, Italië (Verona) 1925, Nederland. Leerling van J. D. Belmer, de Rijksnormaalschool voor Tekenonderwijs te Amsterdam en J. van Looy te Haarlem (1908-1909).
Schilderde, aquarelleerde en tekende landschappen, bloemstukken, portretten, gezichten uit Spanje, Italië en Marokko. Figuurstukken, volkstypen uit Spanje enz., naakten. Was ook romanschrijver en hield lezingen, meestal over de architektuur in Europa. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam.DEN HAAG -Gemeentemuseum: de schijnheiligen (het gebed, 1912); blauwe pot met bloemen.
Herdenkingstentoonstelling Stedelijk Museum Amsterdam (cat. febr.-maart 1940). Elsevier LXXVII, 1929 (Kroniek); Maandblad v. Beeldende Kunsten 1940 (K Niehaus, bldz. 67-74 en 108-110).
Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1969; Thieme-Becker; Van Hall I en II.