Jacob (‘Jaap’); geb. Amsterdam 12 augustus 1876, overl.
Laren (N.H.) 7 november 1969. Woonde en werkte in Amsterdam tot 1903, Laren (N.H.) 1903-1946, en in Blari-cum. Broer van W. Dooyewaard. Maakte diverse buitenlandse studiereizen: Spanje 1910, Frankrijk 1920, Noorwegen, Amerika enz. Leerling van de Quellinusschool (1891-1893) o.l.v.J. Visser, van de Rijksnormaalschool (1894-1898) olv.J.
D. Huibers en van de Kunstnijverheidsschool (boetseren) te Amsterdam. Schilderde, aquarelleerde en tekende portretten, interieurs, stadsgezichten, stillevens enz. Behaalde o.m. een prijs uit het Willink van Collenfonds, de gouden medaille van koningin Wilhelmina op de tentoonstelling van ‘Arti’ te Amsterdam. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ en ‘St. Lucas’ te Amsterdam. Was lid van ‘Pulchri Studio’ te Den Haag en van de Gooise Schildersvereniging te Laren.
DEN BOSCH -Noordbrabants Museum: Brabants interieur, EINDHOVEN -Stedelijk Van Abbemuseum: stilleven. HILVERSUM -werk in ‘De Vaart’, LAREN (N.H.) -Singer Museum: ca. 70 stuks, w.o. portret van de moeder van de kunstenaar; zelfportretten; portret van zijn zuster; kleine Willem; spelende kinderen in het Westerpark te Amsterdam; de Korte Prinsengracht te Amsterdam in de sneeuw; staand meisje bij de schoorsteen; lachende jongen; meisje bij de piano; stillevens enz. en een aantal aquarellen en tekeningen in het prentenkabinet. NIJMEGEN -Commanderie van St. Jan: stilleven (1958). ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: de Eenhoornsluis te Amsterdam. Rijkscollectie: het Jordaankind; stilleven (1946).
Eretentoonstellingen Stedelijk Museum Amsterdam (cat. nov.-dec. 1931) en Singer Museum Laren (N.H.) (cat. 19/11/1961-28/1/1962).
Elsevier LXXV, 1928 (Kroniek) en Maandblad v. Beeldende Kunsten 1924 (N. van Harpen, bldz. 289-295).
C. Veth: ‘Inleiding tot het werk van den kunstschilder J. Dooijewaard’, Amsterdam 1931; A. Plasschaert: Jacob Dooijewaard en zijn Amsterdamse periode’ (Mouseionreeks), Amsterdam 1937 ; H. H. van Calker: ‘In het atelier van den schilder' (bldz. 37-44), Amsterdam 1941; R. H.P. de Vries jr: ‘Jacob Dooijewaard en zijn werk’, Bussum 1947;J. P. Koenraads: ‘De gebroedersJ. en W. Dooijewaard’, Hilversum 1966. Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1969; Thieme-Becker; Van Hall I, II en port.; Waller.