Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Boot, henri frédéric

betekenis & definitie

Geb. Maastricht 8 februari 1877, overl.

Haarlem 3 maart 1963. Woonde en werkte in Breda, Rotterdam, Nes op Ameland 1900-1903, Spaarndam 1903-1906, Amsterdam 1907, daarna in Haarlem. Leerling van B. J. C. Weingartner te Breda, van de Akademie v.

B.K. te Rotterdam o.l.v.J. H. Wijtkamp, A. H. R. van Maasdijk, D. G.

Ezerman en R. Miedema. Schilderde en aquarelleerde figuren (portretten), stillevens (bloemen), interieurs en landschappen. Heeft ook tekeningen, litho’s en houtsneden gemaakt. Was lid van verschillende kunstgenootschappen, o.a. van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam (verkreeg in 1961 de ‘Arti-medaille’). Gaf les aan F.

P. J Bakema, M. Bloemendaal, A. E. de Boer, P. H. Damave, M.

E. Deinum, H. N. J. Eernink, G. J.

L. Esser, G. Frederiks, J. H. Habets, J. de Heer Kloots, M. G.

Hölscher, A. Kikkert, P. Kloes, W. J. Leffef, H. van der Linden, B.J. Logtenberg, M.

L. Maas, J. Möhlenpage, H. O. de Moor, J. H. Mulder, G.

M. Th. Odyck, A. OlthoffJ. H. Oostendorp, T.

Overstegen, C. Pointl, C. Pijnacker Hordijk, J. Rusman, F. Ruysenaars, J. C.

E. Santen, H. Schoorl, L. Spierenburg, W. Steijn, D. Stolwijk, H. van T ongeren, R.

P. T onneyck, E. Verboog, M. C. Verheus, G. Visser, L. de Vogel, G.

A. A. Voogd, J. H. Willemse, L. de Winter, W. A. de Wyn en M.

C. Zelander.DEN HAAG -Gemeentemuseum: stilleven met pleisterbeeld (1920). HAARLEM -Frans Halsmuseum: stillevens; portret arbeider; oude man (tekening); tuin in de zomer (aquarel); landschappen; stadsgezichten, w.o. tekeningen, LAREN (N.H.) -Singer Museum: twee tekeningen. Rijkscollectie: diverse stillevens; oude man; oude bekende (aquarel).

Jubileumtentoonstelling Stedelijk Museum Amsterdam (cat.febr. 1937) en Eretentoonstelling Museum ‘Het Huis Van Looy’ Haarlem (cat. 3—26/5/1952).

Maandblad v. Beeldende Kunsten 1937 (J. D. Voskuil, bldz. 42-48).

J. F. Heijbroek: ‘Leven en werk van Henri Frédéric Boot’, Venlo 1977j.

Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1969; Van Hall I, II en port.; Waller.

< >