Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

Gepubliceerd op 03-04-2020

nieren

betekenis & definitie

gelegen vlak onder middenrif, tegen achterwand van buikholte. Lengte 12 cm, breedte 6,7 cm en dikte 3 cm, (gewicht ongeveer 150 gr). Functie:

a) uitscheiding van overtollig water, met erin opgeloste afvalstoffen,
b) produceert hormonen voor handhaving van bloeddruk,
c) handhaaft zuurgraad van het bloed (pH = 7,3).

Per etmaal passeert al het bloed (5 l) ca. 340 maal de nieren, dat is dus 1700 l. bloed. Onder invloed van bloeddruk wordt in de glomerulus een deel van het bloedplasma gefiltreerd (gebeurt dus passief). De filtratie gaat door zolang de bloeddruk groter is dan de colloïd-osmotische waarde van de eiwitten die in het bloedplasma aanwezig zijn. Het verschil tussen colloïd-osmotische druk en bloeddruk is de filtratiedruk. Als filter fungeren de wanden van de bloedvaatjes en het kapsel van Bowman. De gevormde vloeistof bevat zo goed als geen eiwitten en heet voorurine (10% van 1700 l bloed = 170 l). De samenstelling ervan is met uitzondering van de eiwitten gelijk aan die van bloedplasma.

In de kanaaltjes wordt de voorurine ingedikt. Nuttige stoffen zoals glucose, aminozuren en de mineralen Na, K, Ga, Mg en Cl worden geheel of gedeeltelijk teruggeresorbeerd. Afvalstoffen zoals ureum, urinezuur, kreatinine, SO-4, PO-4 en NH+4 worden uitgescheiden. Hiervoor is energie nodig, waarvoor zuurstof wordt verbruikt, geleverd door haarvaatjes van het slagadertje, gelegen om het nierkanaaltje, ➝ ADH, ➝ urine.