vloeistof, komt in grote hoeveelheden in de natuur voor. In zuivere toestand kleur-, reuk-, en smaakloos.
Moleculen bestaan uit twee atomen waterstof en één atoom zuurstof (H2O). Aggregatietoestanden: vloeibaar, vast en gasvormig. Bij elk levensproces speelt het een essentiële rol. Ongeveer 70% van het aardoppervlak is bedekt met water (gletsjers, meren, zeeën, rivieren, oceanen). Dichtheid van water is afhankelijk van de temperatuur; bij 4°C heeft het z’n maximum. Naast zuurstof is water voor mens en dier de belangrijkste stof. Bij vermindering van het vochtgehalte van de weefsels met 20% treedt de dood in. Het dient als bouwstof voor de cellen (intracellulair water).
Bij een volwassen persoon bestaat het lichaamsgewicht voor 30% uit intracellulair water. Als intercellulaire vloeistof vult het de ruimten op tussen de cellen en vervoert het voedingsstoffen en stofwisselingsprodukten van bloedvaten naar cellen en omgekeerd. Als intravasculair water (water in het vatenstelsel), brengt het aminozuren, enkelvoudige suikers, vetzuren en mineralen naar alle delen van het lichaam. Ook brengt het afvalstoffen voor uitscheiding naar nieren, longen en (zweet) klieren. Tenslotte reguleert het door verdamping aan de huidoppervlakte en in de uitademingslucht de lichaamstemperatuur.