Mao Zedong was Chinees dictator tussen 1949 en 1976, die als hoofd van de Chinese Communistische Partij het land onderwierp aan revoluties en hongersnood, en daarom bekend staat als ’s werelds grootste massamoordenaar ooit.
Na de Tweede Wereldoorlog en de bevrijding van China riep Mao de Volksrepubliek China uit met zichzelf als staatshoofd. Hij wilde van China zo snel mogelijk een communistische industriële maatschappij maken om een wereldmacht te worden. Hiervoor vatte hij het plan op dat hij zelf ‘De Grote Sprong Voorwaarts’ noemde: honderdduizenden Chinezen werden gedwongen in de landbouw en staalindustrie te gaan werken, om een maximale export te bereiken. Voor de Chinezen zelf bleef op deze manier echter zo weinig eten over dat tussen 1958 en 1961 rond de 30 miljoen mensen omkomen door honger: de dodelijkste hongersnood ooit.
Kritiek op Mao’s handelswijze was er wel, maar deze werd op dictatoriale wijze de kop ingedrukt. Echter zorgden partijgenoten ervoor dat de Mao’s striktheid in de jaren erna wat afnam.
In 1966 begon Mao’s tweede plan: de Culturele Revolutie. Hij spoorde jongeren (de zogeheten Rode Garde) aan om er op gewelddadige wijze voor te zorgen dat de Chinese identiteit werd nageleefd. Enige vorm van Westerse stijl werd verboden en zondaars, tegenstanders en kritische intellectuelen werden gevangengenomen of erger. Omdat dit volledig uit de hand liep, werd de Garde ontbonden en herstelde het leger de orde.
Mao stierf in 1976 en dit zorgde voor meer stabiliteit in China. Mao laat een dodental van rond de 70 miljoen achter, mede te danken aan zijn miljoenen gehersenspoelde of doodsbange volgers. Een portret van zijn hoofd prijkt nog steeds op het Tiananmen-plein in Beijing en hangt in vele openbare ruimtes.