Er wordt onderscheid gemaakt tussen de klassenloterij, de staatsloterij (de ‘Hollandse’ loterij), die in Nederland al vanaf de vijftiende eeuw bestaat, en de lotto.
De lotto werd in 1620 door de staat het eerst in Genua ingevoerd, en verbreidde zich daarna in rap tempo door geheel Italië. In 1752 kon de Weense bevolking haar geluk ermee beproeven, in 1754 was Praag aan de beurt, waarna meer landen en steden volgden. De speelzucht van juist de armste lagen van de bevolking bracht de bezorgde regering in Engeland en Frankrijk ertoe om de lotto in de negentiende eeuw weer op te heffen. Ook in Beieren werd de vergunning in 1861 ingetrokken.
In de Bondsrepubliek Duitsland bestaat de lotto sinds 1955. In 1996 had het Deutsche Lottoblock (grootste marktaandeel ongeveer 46 procent: de traditionele zaterdagslotto) een omzet van bijna 13,5 miljard gulden.
Om de juiste getallen in de juiste volgorde te krijgen, vinden week na week in stille achterkamertjes en in talloze sigarenwinkels bezwerende rituelen plaats. Tot de magie van de kleine man hoort het geloof in allerlei persoonlijke gegevens zoals de geboortedag, het vertrouwen in geluksgetallen, het aanroepen van heiligen en het aanstrepen van de cijfers in de vorm van een cirkel, een lijn of een kruis. Sommigen spreken vrijuit over hun magische methoden, anderen hullen zich in een waas van geheimzinnigheid. Toch kunnen we gevoeglijk aannemen dat de variëteit van gelukafdwingende technieken in de begintijd van de lotto in wezen nog groter was dan nu, zoals het volgende weergeeft: men bepaalde de geluksgetallen als men een klavertjevier of een vleermuizenhart of aarde van het kerkhof bij zich droeg, of een hagedis met gevorkte staart of een houtsplinter van een galg in zijn hand had. De getalcombinaties op papiertjes schrijven en die in soepballetjes verwerken. De soepballetjes die tijdens het koken naar de oppervlakte drijven bevatten de geluksgetallen.
→Waarzeggen, → Getallen.