Een dier dat in de huidige wereld van het bijgeloof uitgestorven is, maar het vermelden waard is vanwege het originele uiterlijk en de fantasierijke wijze waarop het de mensen de haren te berge deed rijzen. Het genoot vooral populariteit in de klassieke oudheid (Aelianus en Plinius hebben het dier uitvoerig beschreven) en in de Oriënt, maar ook in Europa - bijvoorbeeld in de Physica van Hildegard von Bingen of in de Ornithologia
van Aldrovandi uit Bologna - speelde het een rol als duivels schepsel. De Griekse naam betekent kleine koning, want de basilisk zou op zijn kop een kroon hebben gedragen.
Als hanen kraaien, draait men deze de nek om, want kraaiende hanen spotten met de natuurlijke orde en zijn er volgens het volksgeloof slechts op uit om onheil te stichten. Als de haan een ei - zonder dooier - legt, dat zeven jaar lang door een pad of slang wordt bebroed, komt daar met geweldig getier en enorme zwaveldampen een kruising uit te voorschijn van een haan en een draak, de basilisk, waarvan de adem giftig is en waarvan de priemende blik een mens kan doden.