Bijbelse spreekwoorden

C.F. Zeeman (1888)

Gepubliceerd op 12-03-2025

Naar dat de man is, is zijne kracht.

betekenis & definitie

Kracht, Richt. 8: 21.

Dit spreekwoord is overgenomen, uit Richt. 8: 21, waar het met klein verschil aldus luidt: naar dat de man is, zoo is zijne macht. Het wordt daar ook als spreekwoord gebruikt door twee Mideanietische vorsten, Zebah en Salmoena.

De aanleiding daartoe was deze: nadat Gideon zijne groote overwinning op de Mideanieten behaald had, toog hij met zijn leger de Jordaan over ten einde de overgeblevenen te vervolgen bepaald de twee machtige opperhoofden Zebah en Salmoena. Na een vermoeienden tocht, trof hij hen aan met nog 15000 man. Dat overschot van het groote leger wordt ook uit elkaar gejaagd en de beide vorsten gevangen genomen. De dood zou nu ook hun lot zijn omdat zij de eigen broeders van Gideon om het leven hadden gebracht, zoo zwoer de overwinnaar, en opdat een smadelijk uiteinde hun deel zou zijn, wilde hij zelf hen niet doorsteken, maar beval zijn oudsten zoon Jether, die nog een knaap was, op hen aan te vallen. Maar deze, bevreesd voor hun aanblik, durfde ’t zwaard niet tegen hen uittrekken. “Dood gij zelf ons.” zoo spraken ze daarop tot Gideon, met fieren trots, “want naar dat de man is, zoo is zijne kracht anders gezegd slechts een man heeft mannenkracht en geen knaap mag het opgelegd worden ons te dooden.” Het spreekwoord, daar op een bijzonder geval toegepast, heeft eene algemeene beteekenis en duidt ook bij ons aan: al naar dat iemands leeftijd en gesteldheid is, is ook zijne kracht; van een knaap of een zwakke, kan men geen krachtvolle daden verwachten.

< >