Bijbelse spreekwoorden

C.F. Zeeman (1888)

Gepubliceerd op 12-03-2025

Den ouden mensch uitschudden en den nieuwen mensch aandoen

betekenis & definitie

Mensch (oud en nieuw), Ef. 4: 22—24.

Deze woorden hebben Ef. 4: 22—24, betrekking op de zedelijke verandering die er met de Christenen moet plaats grijpen. Zij worden evenwel onder ons als scherts gebezigd om aanteduiden, dat men de gewone wekelijksche verwisseling van linnen ondergaat; daarom wordt ook het woord uitschudden voor afleggen in de plaats gesteld.

- Hij doet zijn ouden mensch goed.

- Hij schikt zijn ouden mensch op.



Ook deze gezegden zijn aan de aanstonds genoemde bijbelplaats ontleend. Ook hier heeft de oude mensch, die bij Paulus op ’s menschen zondigen toestand doelt, evenals in de aanstonds toegelichte uitdrukking niet op het zedelijke en geestelijke betrekking, maar duidt hetzelfde aan als in soortgelijke zegswijzen het woord tabernakel, nl. ’s menschen zinnelijk lichaam. Willende schertsen met ernstige bijbeltaal, bezigt men deze uitdrukking om aanteduiden dat men zich rijkelijk voedt en sierlijk kleedt: het lichtvaardig gebruik, zoo van bijbelklanken gemaakt, verdient afkeuring.

< >