Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

WASVAT

betekenis & definitie

Ex. 30 : 17—21 staat, dat Mozes van de Here het bevel ontving, een vat van koper te maken voor het wassen, en het te zetten tussen de tent der samenkomst en het altaar. Daarin moet water worden gedaan.

Aäron en zijn zonen moeten daaruit (dus: met water daaruit) hun handen en voeten wassen. Wanneer zij naar de tent der samenkomst komen, moeten zij zich met water wassen, opdat zij niet sterven. Ook wanneer zij naderen tot het altaar, om dienst te doen en een vuuroffer in rook te doen opgaan voor de Here. Dit voorschrift behoort tot de vele voorschriften over de tabernakel, die Mozes van de Here ontvangt (vgl. Ex. 25 : 1—31 : 17). Hoe dit w. er precies uitzag, wordt niet medegedeeld. Het in het Hebr. gebruikte woord duidt een pot of vat of bekken aan. Hetzelfde woord staat ook in 1 Sam. 2 : 14 („pot”), 2 Kron. 6 : 13 („gestoelte”). Er wordt een rond voorwerp door aangeduid. Een opvallend feit is, dat het voetstuk van het w. voor de tabernakel steeds afzonderlijk wordt vermeld, vgl. Ex. 30 : 17; 31 : 9; 35 : 16; 39 : 39; 40 : 11; Lev. 8 : 11. Daaruit kan men de gevolgtrekking maken, dat het voetstuk van het bekken kon worden gescheiden. Het w. was van koper. In Ex. 38 : 8 staat, dat Bezaleël het w. en zijn voetstuk maakte van de spiegels der dienstdoende vrouwen, die dienst verrichtten bij de ingang van de tent der samenkomst. Waarin de dienst van deze vrouwen bij het heiligdom bestond, blijkt niet. Later, in Silo, leidde de aanwezigheid van dienstdoende vrouwen bij het heiligdom tot misstanden, vgl. 1 Sam. 2 : 22. Oudtijds had men metalen spiegels, die vooral in Egypte vervaardigd werden. Uit de koperen spiegels der genoemde vrouwen is dus het w. en ook zijn voetstuk gemaakt. Het kon van koper zijn, omdat het in de voorhof werd geplaatst tussen de tent der samenkomst en het koperen brandofferaltaar, vgl. Ex. 40 : 30—32. Misschien waren er kranen aan het w. Later, in de tempel van Salomo, waren er behalve de koperen zee tien koperen wasvaten of bekkens, vgl. 1 Kon. 7 ; 23—26, 38—40, 43 en Koperen zee. Uit dit voorschrift inzake het w. blijkt, dat de Here geen onreinheid duldt, geen stof aan handen of voeten, dat herinnert aan de onreinheid door de zonde, vgl. Jes. 52 : 11, Joh. 13 : 1—10. Al heeft de Christus ook deze inzetting vervuld, reinheid voor de gelovige als priester blijft de eis. Het w. vertolkte de noodzakelijkheid van reinheid in doen en denken, een reinheid, alleen in Christus te vinden en door Hem aangebracht, blijkens het sacrament van de H. Doop. De latere Joden maakten het voorschrift van Ex. 30 : 17—21 tot grond voor veel wassingen van de handen, vgl. Marc. 7 : 3 v.

< >