Het woord bāכĕsjāh, door de St.Vert. weergegeven met „s.”, komt alleen Job. 31 : 40 voor, als datgene, wat tevoorschijn komt in plaats van de gezaaide gerst. Dit maakt een vaststaande vertaling moeilijk.
Het Hebr. woord betekent „dat, wat stinkt” of in het algemeen „dat, wat slecht is”. Het zou dus kunnen weergegeven worden, zoals de St.Vert. dit doet, of door „onkruid”. Men heeft echter ook willen denken aan een bepaalde soort plant en zo vertaalt men dan ook wel „dolik”.