Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

SCHIP

betekenis & definitie

In tegenstelling met de Phoeniciërs en de Egyptenaren waren de Israëlieten geen zeevarend volk. Wegens de slechte bevaarbaarheid van de Jordaan was daar ook geen sprake van binnenscheepvaart.

Wel werd in Oudtestmentische tijden het meer van Gennesareth bevaren, hoewel daarvan in de Bijbel geen melding gemaakt wordt. In het N.T. lezen wij dat er vissersboten voeren, Luc. 5 : 2; Joh. 6 : 22 v., zowel door zeilen als door riemen voortbewogen, Marc. 4 : 38; Luc. 8 : 23, voorzien van anker en roer. Israël kwam voortdurend in aanraking met zeevarende volken; Nijl en Eufraat werden al in zeer oude tijd bevaren, evenals de Middell. Zee, o. a. door de Phoeniciërs, die het ceder- en vurenhout voor de tempel van Salomo naar Jaffa brachten, 1 Kon. 5 : 9; 2 Kron. 2 : 16, alsook het timmerhout voor de tweede tempel, Ezra 3 : 7. Koning Salomo liet aan het tegenwoordige N.einde van de golf van Akaba een vloot bouwen voor de zeer winstgevende vaart op het goudland Ofir, mede in verband met de tempelbouw, 1 Kon. 9 : 26 v., waarvoor hij echter van koning Hiram, de bevriende koning van Tyrus, de bemanning kreeg, „kenners van de zee”. Uit datzelfde hoofdstuk, vs 22, blijkt dat er ook vaart was op Tharsis in Z.-Spanje, waarvan goud, zilver, elpenbeen, apen en pauwen gehaald werden, 2 Kron. 9 : 21, en ijzer, tin en lood, Jer. 10 : 9; Ez. 27 : 12. De afbeelding van de Egyptische handelsschepen laat zien, dat o. a. ook apen verscheept werden. Het plan van koning Josafat om de vaart op Ofir voort te zetten werd door een oordeel Gods verijdeld.In de Psalmen en de Spreuken wordt herhaaldelijk van s. gewag gemaakt, o. a. Spr. 30 : 19; 31 : 14. Met de biezen s. van Jes. 18 : 2 worden lichte Nijls. bedoeld, gevlochten uit de bast van de papyrusstengel. Jes. 33 : 21 en 23 worden Assyrische oorlogss. vermeld. Ez. 27 : 7 vinden wij een beschrijving van een koopvaardijschip uit Tyrus, van planken gebouwd, vs 5, 9, met palmhouten banken en eikenhouten riemen, vs 6, soms zelfs met geborduurde zeilen (ook de Romeinen versierden de zeilen) vs 7. Dergelijke s. voeren op Spanje en zelfs over de Atl. Oceaan naar Engeland.

Het Alexandrijnse s. (zie afb.), waarin Paulus van Myra naar Malta voer, had behalve een lading graan 276 man aan boord, Hand. 27 : 37 v., was voorzien van een razeil, een fokkemast, een grote mast, 4 ankers, een dieplood, een sloep, een teken of zinnebeeld op de voorsteven, kabels om het te „ondergorden” d. i. de delen vast te sjorren bij ruw weer.

Wat de lengte der s. betreft: het door Lucianus beschreven korenschip uit Alexandrië was 55 m lang en 14 m breed; het mat vermoedelijk : ± 1250 ton. De oorlogsgalei van Ptolemaeus Philopator was volgens Athenaeus 183 m lang en 17 m breed.

< >