Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

SARON

betekenis & definitie

„vlakte”.

1. De kustvlakte ten Z. van het Karmelgebergte en ten N. van de Sjefeela (de „laagte”). In de dagen van Salomo was deze kustvlakte een land van veeteelt: de koning had er runderen, 1 Kon. 27 : 24. Een rijke veestapel werd als het schoonste van S. voorgesteld, Jes. 65 : 10, en als iets zeer droevigs, wanneer S. wordt tot een woestijn, Jes. 33 : 9. Deze vlakte is eeuwen lang door verwaarlozing een streek van weinig betekenis geweest. Maar er is verandering gekomen in S. Het is niet meer een land waar slechts de halfnomaden veeteelt beoefenen en wat land bezaaien, maar het is een gebied geworden, waar Zionistische kolonies velden hebben geplant met tarwe en citrus, met wijngaarden en olijvengaarden. — De roos van S., Hoogl. 2 : 1, was vermoedelijk de Affodil (een lelieachtige, met witte bloemen en paarse streep op de bloembladen) die hier welig tiert.
2. 1 Kron. 5 : 16 onderscheidt Gilead, Basan en S. (Vert. Noordtzij: Zij woonden in Gilead, Basan en onderhorigheden en op alle weidegronden tot aan hun uiterste grenzen). Noordtzij spreekt de onderstelling uit, dat S. hier een verschrijving is van Sirjon, de Hermon. Doch behalve dat de vraag rijst waarom hier die Sidonische naam (Deut. 3 : 9) zou gebruikt zijn, is het ook twijfelachtig, of men weidevelden tot de Hermon had, waar toch in het N. Aramese rijkjes waren. Abel meent, dat dit S. een synoniem is van Misjor (St.Vert. „effen veld”). Men zal dan dit S. Z.lijker zoeken, vooral ook als men er op let, dat de naam S. voorkomt in de Mesa-inscripties (regel 3).

< >