een bron bij Jeruzalem, aan de grens van Juda en Benjamin, Joz. 15 : 7; 18 : 16. Bij deze bron hield Adonia een maaltijd met het doel, dat hij daar als koning zou worden uitgeroepen, 1 Kon. 1 : 9.
De oude naam betekent eigenlijk „verspieder”, maar in de Targoem wordt de naam verklaard als voller; blijkbaar werkten hier vollers in de Oudheid: daarop wijzen 15 schaalvormige uithollingen in de rots. De Arabieren noemen het thans Bir Ejjub = de Jobsbron; volgens een Arabische sage zou hij door het water van deze bron genezen zijn. De Joden noemen het de Joabsbron, omdat Joab hier was bij het feestmaal van Adonia. De bron ligt 603 m boven zeeniveau (en dus laag ten opzichte van het nabije Jeruzalem) op de plaats, waar twee dalen samenkomen: uit het N. het dal Kedron, uit het W. het dal van de zoon van Hinnom. Deze bron komt Neh. 2 : 13 voor onder de naam Drakenfontein. Wanneer een dienstmaagd uit Jeruzalem naar de bron R. gaat, kon dat geen argwaan wekken en op die manier konden Jonathan en Ahimaäz ingelicht worden, 2 Sam. 17 : 17.
