Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

ONTMANDE

betekenis & definitie

Jes. 56 : 3 is sprake van „de gesnedene”. N.B.Gen. heeft hier: „de ontmande”.

In het Oosten waren gesnedenen of eunuchen dikwijls bewaarders en dienaars in de harem. Hetzelfde Hebr. woord, dat Jes. 56 : 3, 4 gebruikt wordt, staat ook op andere plaatsen van het O.T. (zie b.v. Gen. 37 : 36; 39 : 1; 40 : 2, 7; 2 Kon. 20 : 18; Jes. 39 : 7; Est. 1 : 10, 12, 15; 2 : 3, 14, 15, 21; 4 : 4, 5; 6 : 2, 14; 7 : 9; en in Israël 1 Sam. 8 : 15; 1 Kon. 22 : 9; 2 Kon. 8 : 6; 9 : 32; 24 : 12; 23 : 11, 15; 25 : 19 e.a.) zonder dat wij daarom in al deze gevallen aan werkelijk o. behoeven te denken. Het is mogelijk, dat het de gewone naam voor „hoveling” geworden is. Aan de andere kant zegt het feit, dat Potifar gehuwd was, niet veel, daar er inderdaad gehuwde eunuchen waren. Deut. 23 : 1 werd aan de o. verboden in de gemeente des Heren te komen. Jes. 56 : 3 vgl. werd het heil des Heren ook hun beloofd. Zie Hand. 8 : 26—40, waar het Grieks eunoechos heeft en wij ongetwijfeld met een o. te doen hebben.

< >