Een schuilplaats, opgericht voor de bewaker van een tuin, om er in te zitten wanneer het fruit rijp is, Jes. 1 : 8, waarschijnlijk gemaakt in de takken van een boom, of op palen. De n. bestaat uit een ruwe vloer, een dak van matten of twijgen, en zijkanten van takken.
In Niebuhrs beschrijving van Arabië leest men: „In de bergachtige streek van Yemen zag ik hier en daar een soort van nesten in de boomen, waarin de Arabiërs gaan zitten, om hunne koornakkers te bewaken. In Tehama, daar de boomen zeldzamer zijn, bouwt men ten dien einde een hoog ligt stellaadje.” Zie ook Meloen.