Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

NAÄMA

betekenis & definitie

„liefelijk”.

1. De dochter van de Kaïniet Lamech en de zuster van Tubal-Kaïn, Gen. 4 : 22.
2. Een Ammonietische, een vrouw van Salomo en de moeder van Rehabeam, 1 Kon. 14 : 21, 31; 2 Kron. 12 : 13.
3. Stad in de Sjefeela, Joz. 15 : 41, waarvan de naam nog schijnt voort te leven in Arak Na aman (arak = steile rotswand) en Der Naäman; wellicht is de Chirbet Fered hier het oude N. bij de Wadi es-Sarar.

< >