„koning der gerechtigheid”. M. komt op een paar plaatsen in de Bijbel voor, en wel Gen. 14 : 18—24; Ps. 110 : 4; Hebr. 5 : 6, 10; 6 : 20 en Hebr. 7.
Hij was de koning van Salem of Jeruzalem, die brood en wijn bracht voor Abram, nadat deze was teruggekeerd van het verslaan van Kedorlaomer en de koningen, die met hem waren. M. was een priester van God, de Allerhoogste, dus van de ware God. De Schrift ziet hem, die plotseling optreedt en plotseling verdwijnt, als type van de Christus. M.’s priesterschap staat boven dat van Aäron, want M. zegende Abram. Abram gaf aan hem van alles de tienden. David ziet zijn Heer, de Messias, priester voor eeuwig, naar de wijze van M., Ps. 110 : 4. In M. leefde nog iets van de oorspronkelijke heerlijkheid van de mens in het Paradijs, want M. is nog koning en priester tegelijk. Volgens de Targoem-Jonathan was M. dezelfde als Sem, de zoon van Noach. Origenes hield hem voor een engel. Doch deze en dergelijke speculaties zijn zonder grond.
