Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

LEGER

betekenis & definitie

Iedere man in Israël van 20 jaar oud en daarboven (tot zijn 50e jaar?) was dienstplichtig, Num. 1 : 2, 3; 26 : 2. David verdeelde het leger in 12 afdelingen, elk van 24.000 man; elke afdeling kwam gedurende één maand op, 1 Kron. 27 : 1—15.

Vrijgesteld van de dienst waren de priesters en de Levieten, Num. 2 : 33, en de mannen, die in de omstandigheden verkeerden, genoemd Deut. 20 : 5—8; 24 : 5. Het leger had oversten over 1000, over 100 en over 50, 1 Sam. 18 : 13; 2 Sam. 18 : 1; 2 Kon. 1 : 9; 11 : 4. In Davids tijd vormden de helden een keurtroep, 2 Sam. 23 : 8—39; 1 Kon. 1 : 8. De Krethi en Plethi waren vreemde huurtroepen. Zie Filistijnen. Salomo voerde ruiterij en krijgswagens in, 1 Kon. 4 : 26; 10 : 26; 2 Kron. 1 : 14; 9 : 25. Een krijgswagen was een wagen, met ijzer beslagen, op 2 wielen; van achteren open, bood hij plaats aan 3 man: de wagenmenner, de strijder, de schilddrager. Onder het voetvolk waren lichtbewapenden, d. w. z. gewapenden met pijl en boog en slinger en schild, en zwaarbewapenden, d. w. z. met speer en schild, vgl. 1 Kron. 8 : 40; 12 : 2, 8, 24, 34; 2 Kron. 14 : 8; 17 : 17.

< >