Dit woord is een meervoudsvorm en komt in het O.T. slechts in ongunstige zin voor ter aanduiding van priesters der hoogten, of van het gouden kalf te Bethel of van Baäl, zie 2 Kon. 23 : 5. Hos. 10 : 5, Zef. 1 : 4.
St.Vert. laat het onvertaald, N.B.Gen. heeft op deze plaatsen: de afgodspriesters, en de afgodsdienaren.