Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

KAÏN

betekenis & definitie

1. De oudste zoon van Adam en Eva.

De naam Qain wordt Gen. 4 : 1 in verband gebracht met qānāh = verwerven. Bij zijn geboorte zeide Eva: „ik heb met des Heren hulp een man verkregen.” Voor „ik heb verkregen” staat: qānītī. — K. werd een landbouwer. Toen de Here geen acht sloeg op hem en zijn offer van de vruchten der aarde en wel op Abel en zijn offer van de eerstelingen der schapen en hun vet, werd K. zeer toornig en betrok zijn gelaat. De Here waarschuwde hem nog, maar desniettegenstaande doodde hij zijn broeder Abel. Door de Here ter verantwoording geroepen, vroeg hij: „Ben ik mijns broeders hoeder?” Hij wordt door de Here vervloekt. De aarde zal hem zijn volle opbrengst niet meer geven. Een zwerver en een vluchteling zal hij op de aarde zijn. Doch Hij stelde een teken aan Kaïn, dat niemand, die hem zou aantreffen, hem zou verslaan. K. ging wonen in het land Nod, ten O. van Eden. Hij kreeg bij zijn vrouw, die moeilijk iemand anders dan zijn eigen zuster geweest kan zijn, een zoon: Henoch. Daarna werd hij de stichter van een stad en hij noemde die stad naar zijn zoon: Henoch. K., de eerste moordenaar, wordt in de Schrift ongunstig getekend, zie Hebr. 11 : 4; Matt. 23 : 35; Luc. 11 : 51; 1 Joh. 3 : 12; Jud. : 12.2. De naam Qain kan ook betekenen: lans, 2 Sam. 21 : 16. Men brengt hem wel eens in verband met een Arabisch woord: smid. Misschien is dit de betekenis van de naam Kain, die gedragen werd door de stamvader der Kenieten, Num. 24 : 22; Richt. 4 ; 11.

< >