1. Een zoon van Dan, Gen. 46 : 23.
Num. 26 : 42 heet hij Suham.2. De H. waren zonen van Aher, Benjaminieten, 1 Kron. 7 : 12. Men leest dit vs ook wel geheel anders, zodat hier gesproken zou worden over de zonen van Dan; zie b.v. Noordtzij in K.V. Maar het is de vraag, of deze opvatting juist is.
3. Een der drie vrouwen van Saharaïm, een Benjaminiet, 1 Kron. 8 : 8, 11.