„aren”. De maand A. is dus: de arenmaand, vgl.
Ex. 13 : 4; 23 : 15; 34 : 18, Deut. 16 : 1, na de ballingschap Nisan genoemd, vgl. Neh. 2 : 1, Est. 3 : 7. Zij valt in Maart-April. Daar in deze maand voor de Israëlieten de uittocht uit Egypte viel, moest zij de eerste van het jaar worden, vgl. Ex. 12 : 1, 2. Volgens Flavius Josephus gold dit alleen het z.g. kerkelijke jaar, maar bleef voor koop en verkoop en andere dingen de vorige volgorde gelden, waarbij het begin van het jaar in de herfst viel; dus voor het z.g. burgerlijke jaar. Zie ook Jaar.