zwaai
...
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-en), 1. het zwaaien ; keer dat men zwaait: met een zwaai van zijn arm; zwaaiende beweging: hij nam een zwaai naar het water ; 2. zwaaihaak.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
zwaai - Zelfstandignaamwoord 1. zwaaiende beweging zwaai - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwaaien ♢ Ik zwaai 2. gebiedende wijs van zwaaien ♢ zwaai! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van z...
Muiswerk Educatief (2017)
zwaai - zelfstandig naamwoord 1. groetende beweging van je arm door de lucht ♢ hij zwaaide naar ons toen hij vertrok Zelfstandig naamwoord: zwaai de zwaai
Walter De Clerck (1981)
1. Klap, slag, veeg om de oren, in het gezicht; oorveeg; vooral in de verb. iem. een zwaai geven, een zwaai krijgen. 2. In de verb. op (de) zwaai gaan, zijn, aan de zwier gaan of zijn, zwaaien en zwieren. Dat hij naderhand vernemen moest hoe ze met een ander op zwaai was geweest, STREUVELS 1964, 281.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: