Wat is de betekenis van zwaai?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zwaai

zwaai - Zelfstandignaamwoord 1. zwaaiende beweging zwaai - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwaaien ♢ Ik zwaai 2. gebiedende wijs van zwaaien zwaai! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van z...

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zwaai

zwaai - zelfstandig naamwoord 1. groetende beweging van je arm door de lucht ♢ hij zwaaide naar ons toen hij vertrok Zelfstandig naamwoord: zwaai de zwaai

2024-04-28
Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

zwaai

→ swing

2024-04-28
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

zwaai

(de) - iemand een zwaai geven, iemand een klap, oorvijg geven.

2024-04-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Zwaai

zie zwei

2024-04-28
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

zwaai

1. Klap, slag, veeg om de oren, in het gezicht; oorveeg; vooral in de verb. iem. een zwaai geven, een zwaai krijgen. 2. In de verb. op (de) zwaai gaan, zijn, aan de zwier gaan of zijn, zwaaien en zwieren. Dat hij naderhand vernemen moest hoe ze met een ander op zwaai was geweest, STREUVELS 1964, 281.

2024-04-28
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

zwaai

(de), (ook:) teleurstelling. -: een zwaai geven (gaf, heeft gegeven), teleurstellen, een teleurstelling bezorgen. -: een zwaai hebben/krijgen (had, heeft gehad; kreeg, heeft gekregen), nemen (nam, heeft genomen), een teleurstelling hebben, incasseren. Ik keek niet meer om. Ik dronk een bittere coca-cola bij de chinees. Deze keer was ik niet blijven...

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zwaai

s., swaei, swink, swing, swang; snelle —, gier, gisel.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)