Wat is de betekenis van zwaaien?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zwaaien

zwaaien - Werkwoord 1. (inerg) begroeten door met de hand heen en weer te bewegen De kinderen stonden al te zwaaien toen we aankwamen. 2. (inerg) heen en weer bewogen worden, slingeren 3. (inerg) aandacht vragen door met de armen heen en weer te bewegen De man s...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zwaaien

zwaaien - regelmatig werkwoord uitspraak: zwaai-en 1. groeten door je arm op te steken en heen en weer te bewegen ♢ hij zwaaide toen hij wegliep 2. om een vast punt heen en weer bewegen ♢ de bom...

2024-03-29
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

zwaaien

1 (onov ww; zwaaide; h. en is gezwaaid) GY - vanuit hang of steun zich ritmisch heen en weer bewegen door het lichaam van de ene geheven houding naar een andere geheven houding te brengen, daarbij draaiend om het hang- of steunpunt; aan het einde van de bewegingsbaan gaat de voor zwaai over in de achterzwaai of omgekeerd, ook wel het dode punt geno...

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zwaaien

v., swaeije; swingje, swinge, swong, swongen; snel —, giere, swiere; er zwaait wat, der wank(e)t hwat, der waeit hwat.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zwaaien

(zwaaide, heeft en is gezwaaid), 1. zich (betr. langzaam) rhythmisch om zeker punt of heen en weer bewegen, resp. die beweging aan iets mededelen, gezegd van langgerekte voorwerpen of delen, bepaaldelijk zó dat zij daarbij telkens doorbuigen of uitwijken (minder snel en minder regelmatig dan slingeren): de bomen zwaaien in de wind; met de...

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zwaaien

zwaaide, h., i. gezwaaid (heen en weer bewegen, doen bewegen; waggelend gaan): de vlag zwaaien; met zijn armen zwaaien: (met) de hoed zwaaien; met de hand zwaaien; de schepter zwaaien, regeren; hij zwaaide als dronken langs de straat.

2024-03-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Zwaaien

(gymn.), elementaire bewegingsvorm, waarbij het lichaam of eenig lichaamsdeel een heen en weer gaande (slinger-)beweging maakt in een bep. vlak. Het z. wordt beoefend zonder materiaal: arm-, of armenzwaaien, been- en rompzwaaien; mèt handgereedschap: knots-, halter-, stokzwaaien; aan toestellen in hang of in steun; hangend aan ringen, rek of...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zwaaien

('zwa:iən) (zwaaide, heeft en is gezwaaid) zwieren] 1. heen en weer bewegen : de bomen in de wind; het vaandel -. → arm, wierookvat, zwaard. 2. wuiven : met de hand, (met) de hoed -. 3. hanteren : het zwaard -. → scepter, staf, tuchtroede. 4. gieren, waggelen : hij zwaaide als dronken langs de straat. 5. Zeew. bij het voor anker l...