Wat is de betekenis van zouteloos?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zouteloos

zonder bezieling e.d.. blijk gevend of getuigend van een gemis aan bezieling, vindingrijkheid, inspiratie, oorspronkelijkheid, geestigheid, vernuft enz.; ook in bijwoordelijk gebruik: op een wijze die van een dergelijke gemis aan bezieling e.d. blijk geeft; op inspiratieloze wijze. Voorbeelden: Alle dertien films [...] zijn deze maan...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zouteloos

zouteloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. overdrachtelijk: waar alle belangwekkendheid aan ontbreekt Wat een zouteloze uitvoering was dat, zeg. Woordherkomst afgeleid van zout met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e-

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zouteloos

adj. & adv., flau, lef, laf, lard(er)ich.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zouteloos

bn. (...lozer, -t), zonder zout; alleen fig. gebezigd voor laf, zonder pit, niet geestig : zouteloze gesprekken, aardigheden.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zouteloos

bn.; zoutelozer, zouteloost (laf, flauw; fig. zonder pit, niet geestig): fig. een zouteloos gesprek, zouteloze vleierijen.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zouteloos

('zoutә) bn. (...lozer, -t) 1. zonder zout: ...loze spijs. 2. zonder pit, niet geestig: ...loze gesprekken, vleierijen.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zouteloos

bn. (-lozer, -t), zonder zout; (alleen fig.) laf, zonder pit, niet geestig: zouteloze gesprekken, aardigheden.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZOUTELOOS

ZOUTELOOS, bn. (...zer, -t), zonder zout; (fig.) laf, zonder pit, niet geestig: zoutelooze gesprekken. ZOUTELOOSHEID, v. lafheid.