Wat is de betekenis van ZOETJES?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zoetjes

zoetjes - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord zoetje

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zoetjes

bw., 1. langzaam, zachtkens : zoetjes gaan ; bedaard, zonder overijling, langzaam: (spr.) zoetjes aan, dan breekt het lijntje niet; 2. niet hardop, niet overluid : zoetjes fluisteren, spreken.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zoetjes

bw. (1 zacht, langzaam, zonder overijling; 2 niet overluid): 1. ga maar zoetjes te werk; zoetjes aan, dan breekt het lijntje niet; zie lijn; 2. hij leest zoetjes, zingt zoetjes; zie zachtjes.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zoetjes

('zoetjes) bw. 1. langzaam, zachtjes: ga maar te werk. → lijn. 2. niet hardop: spreken.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZOETJES

ZOETJES, bw. zacht, zachtkens : zoetjes gaan; bedaard, zonder overijling, langzaam; (spr.) zoetjes aan, dan breekt het lijntje niet; — niet hard op. niet overluid : zoetjes fluisteren.

2024-04-28
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Zoetjes

Zoetjes, (B. ZOETJENS), bijw. zacht, zachtkens; bedaard, zonder overijling, langzaam; niet hard op, niet overluid.