Zitbeen
Achterste deel van het bekken (z. Geraamte) .
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-deren), (ontl.) elk der twee onderste boogvormige beenderen van het bekken, waarop het lichaam bij het zitten rust.
Jozef Verschueren (1930)
o. (-deren, ...benen) een der twee onderste boogvormige beenderen van het bekken, waarop het lichaam bij het zitten rust.
Dr. Ch. Bles (1929)
os ischii, het laagste gedeelte van het heupbeen; eindigt van onder in een ruwe verdikking, den zitbeensknobbel, die bij het zitten tot steunpunt dient.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-deren), os ischii, het onderste, achterste van de drie beenstukken die gezamenlijk het heupbeen vormen. (e) Het zitbeen heeft een krachtig en verbreed uitsteeksel, bekleed met een dichtgeweven, zeer vezelig vetkussen, waarop het lichaam bij zitten rust (men zit dus niet op de bilspieren).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: